Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,951 - 6,960 15,395 resultaten gevonden
Jop (m.)
De jop is een korte, zware beitel uit staal met stompe, sterk afgeplatte vouw (ca. 4 mm breed). De steenhouwer gebruikt hem om als eerste bewerking grote stukken af te slaan van een ruw natuursteenblok en zo een goede aanzet te krijgen voor de boordslag of randslag. De jop wordt beslagen met de steenhouwersvuist. De stratenmaker gebruikt hem onder meer om overtollige stukken van straatstenen te breken en trottoirbanden te splijten (1). De jop is een goed alternatief voor de afhouwhamer omdat men er fijner werk mee kan leveren en ook zachtere steen kan bewerken (2). De jop is te onderscheiden van het ceseel en het bordijzer. [MOT] (1) JELLEMA: 38-39. (2) Taille de la pierre. Guide pratique: 28.
IJsdolk (m.)
Op steile door harde sneeuw of ijs bedekte wanden kan de bergbeklimmer samen met zijn ijshouweel een dolkachtig werktuig gebruiken om te stijgen. Er bestaan tal van vormen, van zware priem met of zonder tanden, tot een gootvormig werktuig. Alle zijn ze zo'n 20 cm lang en worden door een borgtouw aan de pols of de gordel bevestigd (1). [MOT] (1) Volgens MADUSCHKA & SCHUBERT: 40 wordt de ijsdolk omstreeks 1975 steeds minder gebruikt.
Hakbeitel (m.)
Brede beitel (tot 8 cm) met één of twee vouwen, een angel en een borst, of een dille en een hecht, of helemaal van metaal (1).In tegenstelling tot de steekbeitel is de hakbeitel voor zwaar werk bestemd: een pen uithouwen, een met een boor gemaakt pengat uithollen, vloerplanken aandrijven (2), enz. Het hecht is doorgaans met één of twee ringen beslagen om het barsten te voorkomen.Sommige hakbeitels met driehoekige doorsnede, die naar het hecht toe vaak dikker worden (3), zijn slechts iets breder dan dik. Ze worden soms kantbeitel genoemd (4).De Japanse hakbeitel (Japans: õire nomi), eveneens voor het zwaardere werk, wordt gebruikt in een set met verschillende breedtes en lengtes.Zie ook schrijnwerkersguts.[MOT](1) Zie een lang exemplaar (95 cm) in ''Les moulins'': 24.(2) JELLEMA, R. 1941: dl. 1: 367.(3) Bv. GROTHE: 196.(4) Voor HALMA: s.v. is een kantbeitel een breekbeitel.
Hakselsnijder met los blad (m.)
Het hakselmes wordt samen met de hakselgoot gebruikt om stro, hooi en maïsgroen te snijden dat in het veevoeder wordt verwerkt. Het geheel wordt een hakselsnijder (met los blad) genoemd. Het blad van het hakselmes is ongeveer 70 tot 100 cm lang en is tussen 10 en 20 cm breed. Het handvat aan de ene zijde van het mes ligt in het verlengde van het blad; aan de andere zijde is het handvat dwars aan het mes bevestigd. De hakselgoot bestaat uit een brede bak (ca. 25 cm) met twee (naar boven toe wijder) openstaande planken, waartussen het stro e.d., wordt gelegd. Het hakselmes wordt met beide handen vastgehouden terwijl men het stro, dat uit de goot steekt, afsnijdt. Er bestaat ook een hakselsnijder met vast blad, waar het mes aan één uiteinde vastgemaakt is aan het houten onderstel van de hakselgoot. In dit geval werkt het mes als een hefboom van de tweede soort (1). Zie ook hooimes. [MOT] (1) Er bestaat ook een hakselsnijder met draaiende messen.
Gietvorm voor kogels (v.)
Kleine gietvormen gelijken vaak op tangen: ze hebben twee armen, een bek en een draaispil. Toch zijn ze geen werktuig in de strikte zin van het woord, omdat ze slechts als recipiënt gebruikt worden. Men houdt ze dicht, giet er het vloeibaar metaal in, laat het stollen en opent de vorm. Deze gietvorm is bedoeld voor kogels. De kaken sluiten perfect op elkaar en vormen een holte binnenin. Aan de buitenzijde is een opening voorzien om het metaal in de vorm te gieten. Om meerdere kogels tegelijk te gieten, zijn op sommige grote exemplaren meerdere holtes voorzien. [MOT]
Hamguts (v.)
De hamguts is een guts om een ham of lamsbout uit te pijpen, d.i. ontdoen van het dijbeen of de bilpijp zonder het vlees (spierweefsel) open te snijden of te beschadigen. De beenguts is een stevige guts met een lang (ca. 15-20 cm) en vrij breed (ca. 2-3 cm) blad dat aan de buitenzijde een vouw heeft, bevestigd in een houten of plastic hecht. De holle vorm van het blad glijdt gemakkelijk over het been en de vouw aan de buitenzijde zorgt ervoor dat het vlees zonder veel moeite loskomt en het zo weinig mogelijk beschadigd wordt. In de lengte is het werkend deel soms licht gebogen. Zie ook uitbeenmes. [MOT]
Hamer (lederen) (m.)
Hamer (ca. 600-1000 gr) waarvan de cilindrische kop (ca. 7-8 cm doorsnede) van leder is, met een metalen tussenstuk. Vaak is het mogelijk om doppen van verschillend materiaal (rubber, nylon) op het tussenstuk te schroeven. De steel is van hout, plastic of metaal. Een ander lichter model heeft een cilindrische kop die geheel met leder omwikkeld is. De lederen hamer wordt gebruikt voor het bewerken van materiaal waarvan het oppervlak niet beschadigd mag worden. Zie ook hamer (nylon) en rubberhamer. [MOT]
Hamvorm (m.)
Met een hamvorm wordt er een bepaalde vorm aan een ham gegeven en wordt deze tegelijkertijd samengeperst. Het is een gietijzeren of aluminium rechthoekig of ovalen recipiënt met deksel. Door middel van één of meerdere schroeven in een beugel bovenaan wordt er druk uitgeoefend op het deksel. Dat kan ook gebeuren door middel van veren en verstelbare sluitklemmen. Na het uitbenen met een hamguts wordt de ham in de gewenste vorm gemoduleerd, toegenaaid (zie koordnaald) en in de hamvorm geplaatst die vervolgens in een ketel gekookt wordt. [MOT]
Hamer (nylon) (m.)
Hamer (ca. 150-500 gr) waarvan de cilindrische (ca. 3-5 cm doorsnede) kop van nylon is, met een metalen tussenstuk. Vaak is het mogelijk om doppen van verschillend materiaal (leder, rubber, enz.) op het tussenstuk te schroeven. De steel is van hout of plastic. Men gebruikt de nylon hamer om materiaal te bewerken dat geen schade mag oplopen. Te onderscheiden van de reflexhamer die lichter (ca. 100-200 gr) is en waarvan de cilindrische kop kleiner (1-3 cm) is. Zie ook hamer (lederen) en rubberhamer. [MOT]
Hammes (slager) (o.)
Met het hammes worden stukken ham in zeer dunne plakken gesneden. Het heeft een smal (ca. 1,5-2 cm) en lang (ca. 25-30 cm) zeer buigzaam lemmet met een afgeronde punt die de dunne plakken niet kan scheuren. De snede kan glad, gegolfd of getand zijn. Zie ook voorsnijmes. [MOT]