werktuig
Garde (v.)
Keukengerei dat meestal uit een stel staaldraadlussen bestaat waarvan de
uiteinden in een handgreep samenkomen en waarmee men eiwit tot zware room
kan kloppen (1). Het handvat kan van hout, kunststof of eveneens van
staaldraad zijn. De grootte (15-35 cm) en de buigzaamheid variëren
naargelang het werk dat ermee gedaan moet worden. Omdat eiwit erg licht is
en vele malen in volume kan toenemen, moet het worden opgeklopt met een
grote, lichte, bolvormige garde met ietwat flexibele draden. Zwaar deeg,
dik roomijs of béchamelsaus worden het best met een langgerekte, onbuigzame
garde van zwaardere en sterkere staaldraad gemend, geëmulgeerd of belucht.
Eenvoudige modellen bestaan uit één of meerdere staaldraad(en) in de vorm
van een lepel of een vork, al dan niet omwonden met zeer buigzame draad. Ze
worden gebruikt voor het mengen van kleine hoeveelheden of het kloppen van
eigeel. Deze modellen, die alle hoekjes van de pan kunnen bereiken, worden
soms ook als eierscheplepel gebruikt. Er bestaan...