Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,761 - 6,770 15,395 resultaten gevonden
Diamantzeef (v.)
Diamantwerkers hanteren diverse modellen van de diamantzeef (1). De meeste dienen om diamanten te sorteren of om in een onderliggend recipiënt gruis op te vangen om verder te gebruiken bij het slijpen en zagen (2). Een model (bv. MOT V 2019.0260 a-b2) heeft schuin opstaande randen die passen onder een bijhorende machine bv. diamantsnijmachine om het afspringende gruis op te vangen.Een bijzonder model (bv. MOT V 2019.0224) bestaat uit een koker met een bijpassende reeks van enkele tientallen koperen kalibers waarmee verschillende steengroottes van edelstenen gesorteerd worden. [MOT](1) Te onderscheiden van de zeef om diamant te scheiden van bv. zand bij het opsporen of winnen van diamant.(2) Dit 'klateersel' wordt verder verpulverd tot bruikbaar diamantpoeder met een diamantvijzel.
Capsuleklopper (m.)
De capsuleklopper (1) is een handwerktuig waarmee een capsule - d.i. een metalen dop met pinnetjes onderaan (2) - over de spon van een wijnton geplaatst wordt, zodat deze verzegeld is en klaar voor transport. Het is een houten langwerpige cilinder met onderaan een rond metalen (koperen) onderdeel dat met twee veren verbonden is met de rest van het werktuig. De diameter is afhankelijk van de grootte van het spongat. Bovenaan is er een beslagring aangebracht. De capsule wordt in het werktuig geplaatst, dat vervolgens over het spongat geplaatst wordt. Met een hamer klopt men op het werktuig en de capsule wordt in de ton gedreven. De capsule is groter dan het spongat en omsluit het dus. Het spongat is op deze wijze hermetisch afgesloten. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. (2) De capsule kan gemarkeerd zijn met het kenmerk (cijfer) van de verkoper of met motieven die met de wijnbouw te maken hebben zoals bv. een tros druiven. Gele capsules worden gebruikt voor witte wijn, terwijl voor rode...
Dekspaan (v.)
Nadat het riet is vastgeklemd met de dekkersheugel worden met de dekspaan de stoppeleinden van de rietstengels gelijk en op de vereiste dikte opgeklopt of gedreven. Zo verkrijgt men een dak met vlak en egaal aanzien (1). De dekspaan is een vierkante of rechthoekige (ca. 14-20 cm x 24-30 cm) dikke (ca. 3-4 cm) houten (eik of essehout) plank (2) met aan de onderzijde rijen geboorde gaten (diam. ca. 1 à 1,5 cm; diepte ca. 1,5 à 2 cm). De stoppeleinden van de rietstengels passen in de doorboorde gaatjes van de dekspaan zodat ze niet kan wegglijden (3). Bovenaan is een houten steel (ca. 35-100 cm) bevestigd die een hoek van ca. 15° met het werkend deel vormt. De modellen met korte steel zijn soms voorzien van een zetje (zie haakpriem) en veelal gebruikt bij reparatiewerken. Deze met lange steel worden gebruikt voor het zwaardere drijfwerk en zware exemplaren worden met beide handen gehanteerd. De dekspaan is soms voorzien van een haak om het tijdelijk op het dak te hangen. Na het opkloppen...
Diamantvijzel (m.)
De diamantvijzel (1) is een zwaar (ca. 1,5-4 kg) metalen potje waarin onzuivere stukjes diamant uit eerdere bewerking verzameld en met een bijpassende stamper verpulverd worden tot microscopisch kleine stukjes diamantpoeder (2). De buitenzijde is vaak met ruwe stroken afgewerkt voor meer grip aan de hand. Een model bestaat uit een smalle (5-10 cm diameter), hoge (ca. 20 cm) ijzeren cilinder, soms licht kegelvormig, met dikke wanden, waarin een bovenstuk met stamper aan een rechte staaf is bevestigd met een zware schroefdraad. Soms is er een ringplaatje rond de stamper bevestigd, dat nauw aansluit om geen verpulverde diamantstukjes of stofjes te verliezen. Het bovenste deel van de bus kan losgeschroefd worden om het poeder eruit te nemen. [MOT] (1) Het synoniem mortier is evenwaardig. (2) Het afval kan bestaan uit ongeschikte diamanten (boort) of splinters van het snijden en kloven (klateersel). Het diamantpoeder kan dienen om diamanten te slijpen en zagen. Met het eerder grove poeder...
Dekkersheugel (m.)
Zodra de dekker het stro of het riet op het dak gespreid heeft, legt hij er een bandroede (1) op. Om te vermijden dat ze voor en tijdens het binden van het dak zou glijden - en ook om het stro te persen - steekt de vakman er door het stro een dekkersheugel naast. De dekkersheugel bestaat uit een plat ca. 35-45 cm lang stuk ijzer met twee tot vijf diepe zijdelingse inkepingen, waarop een haakvormige stang van ca. 10 cm loodrecht gesmeed is. Een van de uiteinden eindigt in een punt, het ander steekt in een houten hecht of vormt een ring die als handvat dient. Een van de inkepingen haakt achter de lat, de kleine stang drukt de twijg naar beneden. Zo kan ze niet meer weg en is het samendrukken van de laag stro met de haakpriem en schoppriem gemakkelijker.De dekkersheugel wordt soms door houten mikken vervangen. Die houden de twijgen goed tegen maar drukken ze niet naar beneden. [MOT](1) Ook dekgaarde genoemd. Deze kan bestaan uit een wilgen twijg of een gegalvaniseerde stalen draad.
Dijkboor (v.)
Moet men het regen- of sneeuwwater op de akkerlanden snel afvoeren, dan kan men een gat boren door de dijk met behulp van een bijzondere grondboor, de dijkboor. Ze bestaat een uit een boorijzer (diam. 5-15 cm), dat guts- of schulpboorvormig (1) is, op een ijzeren stang (lengte ca. 180-320 cm; diam. ca. 3 cm) voorzien van een afneembaar ijzeren kruk (ca. 60 cm) (2). De meeste modellen kunnen verlengd worden door stangen (ca. 140-260 cm) in elkaar te steken en te bevestigen met een bout met moer. De lengte van de stang bij de dijkboor (ca. 140-260 cm) is langer dan bij de grondboor (ca. 80-150 cm). [MOT] (1) In dat geval is er aan het uiteinde vaak een haak (vgl. naafboor). (2) ''Landverbeteringen'' uit DAVID 1975a : 202, beschrijft een dijkboor waar de kruk niet op het einde van de stang bevestigd is. Dat uiteinde loopt door en er wordt een balk of plank tegen gedrukt, die werkt als hefboom en het indringen vergemakkelijkt.
Castreerschaar (v.)
Biggen worden meestal gecastreerd in hun eerste drie levensweken. Dat gebeurt op de volgende wijze: nadat er met een scalpel een incisie gemaakt is in de balzak - zodat de teelballen vrij komen te hangen - wordt de zaadstreng zodanig gedraaid totdat hij breekt. Bij jonge biggen gebeurt dat met behulp van enkele afklemtangen of zelfs met de hand. Bij biggen die al enkele maanden oud zijn, is de zaadstreng al relatief groot en gebeurt de castratie met een castreerschaar (1). Eén kaak ervan is rechthoekig (ca. 5 cm bij 1 cm) met een langwerpige uitsnijding die langs één zijde groefjes en langs de andere zijde een scherpe snede heeft, de andere kaak heeft een holronde snede. De kaken kunnen met behulp van een klemschroef aangeschroefd worden. Na de incisie wordt de zaadstreng met de kaken gevat, die hard dichtgeknepen en met de klemschroef vastgezet worden; men draait de tang enkele keren rond tot de zaadstreng breekt en vervolgens knijpt men ze volledig dicht opdat de testikel afgesneden...
Dekkersbijltje (o.)
Het dekkersbijltje is een licht bijltje - te onderscheiden van de leidekkershamer- van ca. 750 gr met oog en met rechte, betrekkelijk dunne steel (ca. 30 cm), waarvan het ijzer, bevestigd door één of twee veren, tegenover het blad in een vierkantig hamertje eindigt. De bovenzijde van het blad is doorgaans recht. In de onderzijde is dikwijls één (soms twee) inkeping(en) gesmeed om nagels uit te trekken. De snede is recht. Soms is heel het werktuig, steel inbegrepen, van metaal; het uiteinde van de steel wordt dan in lederen schijfjes gestoken of in een houten hecht. Deze vormen schijnen in onze streken echter weinig voor te komen. [MOT]
Deegsteker (m.)
Bakkersgereedschap dat bestaat uit een rechthoekig (roestvrij) stalen blad - eventueel met één of twee afgeronde hoeken - dat aan de bovenzijde gevat is in een hecht uit hout of plastic. De deegsteker wordt gebruikt om het brooddeeg te verdelen en om de deegresten samen te schrapen. Het handwerktuig wordt soms ook gebruikt om ingrediënten door het deeg te mengen. Zie ook trogschraper, deegsnijder. Te onderscheiden van het schaafmes (steenbakker). [MOT]
Diepvriesmes (o.)
Getand mes (ca.20-30 cm) met een houten of plastieken hecht waarmee men diepgevroren voedsel kan snijden.  Het lemmet kan lange, puntige tanden of een brede, scherpe golfsnede hebben (vergelijk broodmes en sneeuwzaag).  Het kan ook aan de andere zijde een snede hebben waar bv. brood mee kan gesneden worden. [MOT]