Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,711 - 6,720 15,395 resultaten gevonden
Briketvorm (m.)
De briketvorm is een langwerpig ijzeren raam waarin briketten worden gevormd. Onderaan en zijdelings zijn er vlakke en afgeronde staven om vijf tot tien rechthoekige briketten te vormen. Aan beide uiteindes is er een kort handvat om de vorm te hanteren als hij gevuld is. Briketten dienen als brandstof voor het vuur. Ze verbranden langzaam onder een  betrekkelijk grote gloeihitte. Na verbranding van steenkool werd het gruis verzameld en vermengd met klei te drogen gelegd tijdens de zomermaanden (1). Er werden ook briketten geperst van houtskool of turf. De briketvorm is te onderscheiden van metalen modellen van de steenvorm. Zie ook de briketpers en briketroller. [MOT] (1) Onder meer bij de verwerking van hop werden briketvormen gebruikt om steenkoolgruis te recupereren. Ze waren zeer gangboor tijdens oorlogsjaren en voor er cokes werden gebruikt (Hopmuseum Poperinge).
Briketroller (m.)
De briketroller is een werktuig om krantenpapier op te rollen tot cilindervormige briketten van ca. 7 tot 10 cm diameter als brandstof voor het haardvuur. Het toestel bestaat uit een houten handvat en gietijzeren onderstel met een halfronde bak. Zijdelings wordt een vervangbare ijzeren buis met langsgleuf ingeschoven, waarop een houten zwengel is bevestigd. Meerdere bladen worden dubbel geplooid en met de plooi in de gleuf geplaatst. Na enkele wentelingen met de handzwengel worden bijkomende, overlappende bladen ingevoegd tot een papierblok van de gewenste dikte is geperst. Droog papier kan men eenvoudig binden en als vuurstarter gebruiken. Men kan ook water in de bak gieten om het papier nat en compact te maken, hetgeen zal leiden tot langzamer verbranding, mits de briketten voldoende lang kunnen drogen. Meer courant in de huisraad is de briketpers. Zie ook de briketvorm voor bv. steenkoolbriketten. [MOT]
Brideernaald (v.)
Met een brideernaald kan men gevogelte of stukken gevuld vlees opbinden. Zij zien eruit als grote stopnaalden met een speervormige punt en een oog groot genoeg om er een katoenen touwtje door te steken. De grootte varieert naargelang het stuk vlees dat opgebonden moet worden (ca. 14-30 cm lang). Er bestaan ook brideernaalden met omgebogen punt om vlak onder de huid of om botten heen te werken. Meestal worden brideernaald en lardeerpriem in een set van 2 naalden en 12-15 priemen van verschillende grootte bewaard (1). De slager gebruikt een koordnaald om ham te binden. [MOT] (1) (CHANCRIN & FAIDEAU: 736).
Brillenglastang (v.)
De opticien kan brilglazen makkelijk vasthouden met een brillenglastang. De kaken bestaan uit twee ronde plaatjes, die aan de binnenzijde bekleed zijn met rubber. Zo worden de glazen niet beschadigd en heeft men er een betere grip op. Eén kaak zit op een veer gemonteerd, zodat de druk zachter op het glas terecht komt. Deze kaak kan ook licht naar boven of onder bewegen. De andere kaak is iets groter en binnenin hol voor de bolle kant van het glas. Een veer opent de tang automatisch. [MOT]
Boterspaan (v.)
Uit de karn geraapt, dient de gewonnen boter te worden gekneed om de karnemelk eruit te werken. Dat kneden kan met de hand gebeuren of met een boterspaan. Dat is een houten handwerktuig met een plat, geribbeld blad en een recht of T-vormig handvat. [MOT]
Broodmes (o.)
Mes met een vrij onbuigzaam, recht en lang (ca. 20-30 cm) lemmet, zodat ook grote broden gesneden kunnen worden. Men kan er ook een taart horizontaal mee doorsnijden om er een laagje slagroom, pudding, e.d. tussen te smeren. Het brood werd vaak op de borst gesneden, dus met de snede naar zich toe. Daarom werden broodmessen met een haakvormig hecht gemaakt, zodat de hand niet zou wegglijden. Om met minder moeite een grotere kracht uit te kunnen oefenen, werden ook messen met een steun voor de voorarm gemaakt (1) of met losse steunen waardoor het lemmet stak. Er bestaat ook een min of meer sikkelvormig broodmes met gladde snede dat ook op de borst gebruikt werd. De snede kan glad, gegolfd (2) of getand (zie ook diepvriesmes en sneeuwzaag) zijn. Met tandjes kan men makkelijker door de korst. Er bestaan ook broodmessen die aan beide zijden een snede hebben, bv. één gegolfde en één met tandjes. Om het regelmatig snijden te vergemakkelijken, werden geleiders gemaakt die op het blad van om het...
Breeuwbeitel (o.)
De breeuwbeitel is een kort (ca. 12-30 cm) stalen werktuig zonder hecht met een plat en veelal waaiervormig blad en met een hoofduiteinde in de vorm van een paddenstoel. De rand is ofwel scherp, stomp of voorzien van één of meerdere overlangse groeven. Met het breeuwijzer wordt werk, d.i. in teer gedrenkt geplozen touwwerk, in de naden van een houten vaartuig gedreven, opdat het waterdicht zou zijn. Er bestaan verschillende vormen die allemaal een eigen functie hebben binnen het proces van het breeuwen: zo is er een wigvormig breeuwijzer dat - wanneer nodig - de naad verwijdt om er vervolgens het werk in te drijven met een ander breeuwijzer. Dit "enkel" breeuwijzer is stomp en soms lichtjes gebogen. Het werk wordt dan met nog een ander, "dubbel" breeuwijzer dieper in de naden gedreven die vervolgens worden opgevuld met pek. De snede van dat laatste werktuig is in de breedte soms holrond. De afmetingen hangen af van de breedte van de naad. De breeuwijzers worden gebruikt in combinatie...
Bruineertand (m.)
Werktuig (ca. 20 – 43 cm) gebruikt door de boekbinder om de sneden van het boekblok na het beitsen, marmeren of vergulden glad te strijken. De gedroogde sneden worden in de was gezet (1). Vervolgens wordt met de bruineertand in de breedte over de gehele snede gestreken om een glans te bekomen (2).Het kan ook worden gebruikt voor het delicate werk op de met leer beklede platten van het boek (zie ook bruineerijzer). Met de grote modellen wordt vanuit de schouder gewerkt.Het werkend deel bestaat uit geslepen agaat of hematiet (3), staal of soms vuursteen in een metalen kraag en gemonteerd op een houten handvat. Het kan plat trapeziumvormig (ca. 3 – 4 cm), puntvormig of tandvormig (4) zijn. Deze laatste worden meestal gebruikt op het gebogen voor- of frontsnede van het boekblok. [MOT] (1) "Met een waslap, een zachte flanellen of wollen lap, bestreken met gele was." (DUYVEWAARDT: 8). Volgens CHANAT: 165 met een velletje papier, zoals gebruikt bij het vergulden, waarbij de zijde die op de snede...
Builtje (o.)
Met een builtje (1) voor huishoudelijk gebruik wordt het meel gezift zodat men bloem verkrijgt. Het builtje bestaat uit een half cilindervormige (ca. diam. 9 cm) zeef, meestal uit ijzergaas, dat bevestigd is aan een bakje, gevormd door 4 trapeziumvormige vlakken (ca. 12 cm hoog). In dat bakje, voorzien van een deksel, wordt met kleine beetjes het te zeven meel ingedaan. Juist boven de zeef bevindt zich een cilindervormige houten stang (ca. diam. 4 cm) waar in de lengterichting ca. 3 rijen houten latjes of borsteltjes uit sisal op bevestigd zijn. Deze wordt in beweging gebracht door een draaikruk die men manueel bedient. De latjes of borsteltjes dienen vooral om de verstopte gaatjes terug open te maken, alsook om het meel door de gaten te duwen. De bloem wordt dan opgevangen in een bakje (ca. 30 cm bij 10 cm en ca. 12 cm hoog) waar de zeef in past. Zie ook bloemzeef. [MOT] (1) De buil is een cilindervormige zift van ca. 150 cm waarmee de bakker of de molenaar het meel zift waardoor de...
Broodschaaf (v.)
De broodschaaf (1) is een klein handwerktuig met kort (ca. 10 cm), recht houten handvat en een smeedijzeren vlak met een uitstekend scherp gedeelte dat een gleuf van ongeveer één cm vormt. De onderzijde is soms getand en het ijzer versierd bv. gesmeed in een hartvorm.  De broodschaaf dient om kleine stukken van hard geworden brood af te schaven, zogenoemde croutons, soldaatjes of reepjes om in soep te dippen. Van oorsprong werd dit gedaan om kookvloeistof, het sop of bouillon, aan te dikken met afgebrokkeld brood, de soupe (2). De broodschaaf was vooral in Frankrijk verspreid in de negentiende eeuw in landelijke en hooggelegen gebieden waar niet vaak of niet het hele jaar door vers brood kon worden gebakken. Met hetzelfde doel bestond er ook een vast werktuig met zwengel dat sterk gelijkt op een vleesmolen (3).  Zie ook de broodsnijder. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Afgeleid van het Franse 'rabot à pain'. (2) Later evolueerde dit ook tot soep en de traditie van croûtons. Zie de Franse...