Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,661 - 6,670 15,395 resultaten gevonden
Beslagstrijker (m.)
Licht (ca. 50 gr), houten keukengereedschap dat een blad (ca. 20-24 cm lang) met een rechte onderzijde heeft dat haaks in een rechte steel bevestigd is. Hij wordt o.m. in Bretagne (Frankrijk) gebruikt om beslag uit te strijken op een bakplaat om pannenkoeken te bakken. [MOT]
Boogschaaf (v.)
Schaaf waarvan de beitel meestal recht is en de zool in de lengte hol- (holronde boogschaaf) of bolrond (bolronde boogschaaf) (1) (2) is. De boogschaven dienen om hol- en bolronde vlakken te bewerken. De kromming van hun zool is derhalve aangepast aan die vlakken maar ze hoeft niet juist dezelfde te zijn, ze kan kleiner zijn. Bovendien is de kromming niet altijd regelmatig; een schaaf met zulke zool zou dienen tot het ruw schaven van het stuk. Er bestaan boogschaven, al dan niet uit metaal, met verstelbare zool. Er bestaan ook enkele boogschaven waarbij de zool zowel in de langs- als de dwarsdoorsnede bol of hol is (V 2001.0445)(3) (zie ook kuipersboogschaaf). Het Japanse model dient om respectievelijk de binnenzijde of de buitenzijde van houten schalen af te ronden. [MOT] (1) Japanse benaming is sori dai kanna (ODATE: 120). (2) Een boogschaaf met hoorn (bv. PODOLAK: 372) komt in onze streken niet voor. (3) Japanse benaming is shiho sori dai kanna (four-sided round plane) (ODATE: 120).
Bolle schaaf (v.)
De bolle schaaf dient om een groef uit te schaven bv. bij lijstwerk, het vervaardigen van een goot, e.d.. Het is een betrekkelijk smalle schaaf (0,8-4,5 cm) zonder keerbeitel, waarvan de meestal rechte zool (zie kuipersboogschaaf) in de breedte bolrond is. Ze heeft doorgaans geen aanslag. Het schaafsel glijdt door een zijdelingse gleuf. Zeer brede bolle schaven hebben echter een gat (zie glossarium) waardoor de schaafkrullen glijden. Soms treft men smalle bolle schaven aan waarvan een deel van de zool afgezaagd werd om niet doorlopende groeven zo ver mogelijk te kunnen uitschaven. Het stukje dat overblijft, wordt met de guts uitgestoken. Bolle en holle schaaf vormen dikwijls een paar zodat een bolrond stuk in de groef kan passen (1). [MOT] (1) De schrijnwerker beschikt over een stel van twaalf stukken volgens VAN KEIRSBILCK 1898: 178 en RAUWERDA 1958: 1.280, 281.
Bolstrijkijzer (standaard)/eistrijkijzer (standaard)/paddenstoelstrijkijzer (o.)
Om bolle oppervlakken zoals bv. het binnenste van een muts, pofmouwen of kant, te strijken, gebruikt men een bolvormig ijzer waarmee men het kledingstuk van binnenuit kan strijken. Het is een massieve gietijzeren bol, ei of paddenstoel op een lange steel (ca. 30 cm) dat op de kachel verwarmd wordt. Het wordt in een standaard geplaatst zodat het kledingstuk erover gehangen kan worden. De stof die glad gemaakt moet worden, wordt dan met beide handen over het verwarmde oppervlak strak gestreken en/of strak gespannen gehouden zodat de kreukels eruit gaan. De standaard kan uit een losse houten voet bestaan of, aan een tafel bevestigd worden d.m.v. een klemschroef. Zie ook bolstrijkijzer (hand) en eistrijkijzer (hand). [MOT]
Bolstrijkijzer (hand)/Eistrijkijzer (hand) (o.)
Het bolstrijkijzer en het eistrijkijzer bestaan uit respectievelijk een ronde en een eivormige bol op een ijzeren steeltje, dat in een kort, houten hecht steekt. De grootte van de bol varieert van ongeveer 0,5 cm tot 4 cm. Met de verwarmde bol kan men geplooide delen en geplooide (kanten) oplegsels aan dameskleren strijken zonder die plat te drukken. Daarnaast is het bolstrijkijzer vooral bedoeld voor het vervaardigen van katoenen en zijden kunstbloemen. Schoenmakers maken gebruik van het bolstrijkijzer om aan de binnenkant van een schoen druk uit te oefenen als daar iets gelijmd moet worden. Het bolstrijkijzer mag men niet verwarren met de oefendolk en het drijfijzer. Zie ook bolstrijkijzer (standaard) en eistrijkijzer (standaard). [MOT]
Bloemstrooier (m.)
Bekervormig (ca. 10 cm doorsnede; ca. 6-10 cm hoog) metalen handwerktuig met een handvat en één of meerdere zeefbodems om bloem en bloemsuiker in een licht en luchtig laagje uit te strooien, bv. op pannenkoeken. De bloem wordt gezeefd door middel van spaken die heen en weer over de zeefbodem(s) bewegen wanneer men het handvat dichtknijpt. Men heeft dus steeds één hand vrij. Zie ook bloemzeef. [MOT]
Bontmes (o.)
Speciaal voor het bontwerk ontworpen mes (ca. 10-15 cm lang), volledig van metaal en zonder hecht, vaak met twee koperen verdikkingen, één op de hoge rug en één op het opwippende uiteinde. De wijsvinger rust dan op de verdikking op de rug; de palm van de hand komt op de verdikking op het uiteinde van het mes te liggen. Er bestaat ook een model met een verwisselbaar mesje en een model in zakmesformaat (bontmes + kleine bontkam). Bij het snijden heft men de pels met de linkerhand zover op, dat de snede vrij van de tafel komt; zo worden de haren niet mee gesneden. [MOT]
Bollikker (m.)
Handwerktuig dat de schoenmaker gebruikt om glans te geven aan het leder, vooral aan de zool en de hiel. Het heeft een snavelvormig, ijzeren, relatief breed (ca. 2 cm) hoofd bevestigd aan een houten hecht. Nadat er was of polijstmiddel is aangebracht, wordt er met de hete bollikker over het leder gewreven. Sommige bollikkers hebben één getrapte zijde die over de rand van de zool heen gewreven kan worden. [MOT]
Bontkam (m.)
De bontkam is een koperen kam waarvan één helft bezet is met grote tanden (ca. 4 per cm) en de andere helft met fijnere tanden (ca. 7 per cm); de punten zijn steeds stomp om het bont niet te beschadigen bij het kammen. De bontwerker kan ook een andere, stalen kam gebruiken die geschikt is voor grover materiaal, dat bv. door mot is aangetast, of waarvoor de koperen kam niet scherp genoeg is. Zie ook sealkam. [MOT]
Bonenmes (o.)
Met dit mes ontdoet men dopbonen van de kop en maakt ze schoon alvorens men ze bereidt. Het bonenmes heeft een langwerpig (ca. 9 cm), rechthoekig blad waarop met twee schroefjes een verstelbaar beugeltje is bevestigd. Daarmee kan de schildikte geregeld worden. Niet verwarren met de dunschiller, noch met de aspergeschiller. Zie ook bonensnijder. [MOT]