Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,601 - 6,610 15,395 resultaten gevonden
Appelboor (v.)
Keukengerei waarmee men appelen en peren van het klokhuis kan ontdoen. Het gootvormig stalen (1) blad eindigt in een onderaan scherpe cilinder (ca. 1 à 2 cm) of in een punt. Men plaatst de boor op de appel of peer in het verlengde van het klokhuis en draait haar naar binnen. Bij het uitrekken van de boor zit het klokhuis in het halfcilindervormige blad. Er bestaat ook een handwerktuig dat een appelboor met een dunschiller combineert. De appelboor is te onderscheiden van de kaasboor. [MOT] (1) Vroegere exemplaren konden ook volledig uit been zijn (WARREN: 103).
Aspergeguts (v.)
Witte asperges kan men oogsten met een aspergemes of een aspergeguts. Dat laatste heeft een gutsvormig (ca. 3 cm breed; ca. 10-15 cm lang) blad dat met een lange (ca. 20 cm) angel bevestigd is in een houten hecht. Witte asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht, deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel zo dicht mogelijk bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook aspergesteker. [MOT]
Afgruistang (v.)
De glazenmaker kan de rand van een stuk glas afbreken met een afgruistang. Hij snijdt het glas in met een glassnijder en plaatst de bek van de tang tot aan de snijlijn. Vervolgens knijpt hij het werktuig dicht en breekt het stuk af. De kaken van de tang sluiten enkel op het einde zodat ze glas van verschillende dikte kunnen vatten; voor spiegelglas wordt de voorkeur gegeven aan een tang met een rechte en een gebogen kaak. De bek is vlak of geribd voor een betere grip. [MOT]
Asfalthark (v.)
Een hark, gesmeed of uit één plaat gevormd werkend deel met 8 tot 16 korte (ca. 6,5 cm), dicht bijeen staande (ca. 3 cm), platte, rechte tanden met platte bovenbalk. Het werkend deel is door middel van een dille op een lange steel (ca. 140 – 170 cm) bevestigd; een beugel verstevigt het geheel. Bij het aanleggen van wegen met stampasfalt wordt het asfaltpoeder verwarmd tot 90 à 150 ° C. Daarna wordt het ter dikte van ca. 8 cm op de betonfundering met de (verwarmde) asfalthark verspreid, geëffend en onder de rij afgetrokken (1). Daarna wordt het aangestampt met een ijzeren straatstamper. [MOT] (1) ZIECK & POSTEMA: 104.
Amputatiemes (o.)
Het amputatiemes is een groot recht mes met een smal langwerpig snijblad (17 à 23 cm lang) dat aan een of beide zijden snijdt. De breedte van het blad varieert tussen 2 en 3 cm. Tegenwoordig wordt voor het amputatiemes, dat uit een stuk bestaat, gechromeerd staal of inox gebruikt. Vòòr de 19de eeuw was het hecht vaak van ebbenhout of ivoor en het blad uit staal. Het snijblad eindigt meestal in een scherpe dolkpunt, d.i. een punt in de as van de lengterichting van het lemmet, of in een afgerond snijdend uiteinde. De chirurg gebruikt dit mes om ledematen of een gedeelte daarvan te amputeren. Het mes snijdt met gemak doorheen de huid, spieren en pezen. Het amputatiemes wordt meestal samen met de amputatiezaag gebruikt. [MOT]
Asschop (v.)
Metalen schop (ca. 50-75 cm lang) met een nagenoeg rechthoekig blad (ca. 20 cm lang; ca. 10-15 cm breed) met drie opstaande randen om de as uit de haard te scheppen. Soms is het blad in figuren opengewerkt. Vaak maakt de asschop deel uit van een haardstel, waaronder zich ook een vuurtang, een pook, en eventueel een vork en een borstel bevinden. Zie ook kolenschep en vuurschopje (smid). [MOT]
Aszeef (v.)
Zeef (ca. 50-60 cm lang; ca. 30-40 cm breed) met een houten frame die gebruikt werd om loog - d.i. een oplossing van soda of potas, en meer bepaald houtas - te bekomen, dat dienst deed als wasmiddel. De houtas werd in de zeef gelegd en er werd lauw water overheen gegoten. Het loogwater werd opgevangen in een zuivere ketel en vervolgens werd de was ermee gedaan. [MOT]
Avegaar (m.)
De avegaar is een handwerktuig om gaten te boren, bestaande uit een kruk en een boorijzer. De 20 tot 50 cm lange kruk (zie naafboor, fretboor en pomplepelboor) is van hout, soms van metaal. Ze steekt door het oog van het boorijzer of laatstgenoemde steekt erin. Het boorijzer kan verschillende vormen hebben (zie glossarium). De vakman neemt de kruk aan beide uiteinden vast en draait ze al drukkend. Na een halve wending moet hij de kruk loslaten en ze opnieuw vatten. De grootste moeilijkheid bij het hanteren van de avegaar is het werktuig in goede stand houden tijdens het draaien. Verscheidene hulpmiddelen worden daarvoor soms aangewend: een houten gestel (1), twee latten (2), een schraag (3), enz. Meestal is de kwaliteit van het werk echter enkel toe te schrijven aan de vaardigheid van de vakman. Met de borstavegaar gaat het gemakkelijker. De avegaar wordt door veel houtbewerkers gebruikt; vandaar de talrijke benamingen: de penavegaar (4) om gaten te boren voor de toognagels, de boutboor...
Baggerbeugel (m.)
Werktuig gebruikt voor het "baggeren van sleuven in vaarten waarin een leiding moet worden gelegd, het uitdiepen van sloten en tochten (1) alsook voor het opschonen van grachten (2)". Als de turf veel water bevat, wordt hij ook met de baggerbeugel uit de kuil geschept en op het heideveld verspreid in zogenaamde banken (zie ook slagijzer (turfsteker)). De baggerbeugel bestaat uit een ietwat ovale ijzeren plat gesmede beugel (diam. ca. 25-32 cm) waaraan een net (maaswijdte ca. 1-2 cm afhankelijk van de dikte van de bagger) van geknoopte koord (vlas, hennep) (3) gebonden is en waarop een lange steel (lengte ca. 3-8 m; diam. ca. 3 cm) die naar onder toe breder (ca. 4,5 cm) uitloopt, bevestigd is door middel van een ring, een veer en een schroef. De beugel is aan de onderkant mesvormig afgewerkt en eventueel voorzien van een snijdend lipje (ca. 20 bij 8 cm). Men werpt de beugel in de sloot en trekt deze naar zich toe waarbij het snijdend gedeelte van de beugel over de bodem glijdt. Eens het...
Bajonet/bajonetschaar (v.)
De bajonet is een blank wapen, d.w.z. een steekwapen met één of verschillende snijkanten, waarvan de lemmetrug soms gedeeltelijk gekarteld is. De bajonet heeft een kliplemmet, d.w.z. dat het lemmet vòòr de punt naar beneden loopt en naar de punt toe weer iets omhoog. De bajonet wordt gebruikt als steekwapen op de geweerloop in een man-tegen-mangevecht. Het heft heeft meestal een gleuf over de gehele lengte om de bajonet op de geweerloop te kunnen schuiven. In of aan de stootplaat is een gat of een ring aangebracht die om de geweerloop kan worden geschoven. De bajonet kan ook opgeborgen worden in een bajonetschede uit leder, metaal of plastic. De bajonet kan samen met de schede gebruikt worden als schaar om prikkeldraad door te knippen. Daartoe zet men het lemmet vast ter hoogte van een kleine, rechthoekige uitsparing, op een pin die zich aan het uiteinde van de schede bevindt. [MOT]