Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,561 - 6,570 15,395 resultaten gevonden
Bankhamer (m.)
Hamer van verschillende vormen waarvan sommige modellen sterk op een schrijnwerkershamer gelijken. De pen, die zowel haaks op als in hetzelfde vlak als de steel kan liggen (1), is wigvormig of is vervangen door een bol (2). Het werktuig weegt tussen 100 en 1300 gr (3). De bankwerker, maar ook de smid, de autohersteller en zelfs de schrijnwerker gebruiken de bankhamer voor allerhande werk. De edelsmid gebruikt een bankhamer met bolle pen om, bij z.g. parketwerk (4), het inlegmetaal op zijn plaats te kloppen. Te onderscheiden van de smeedhamer die zwaarder is. Zie ook haarspit. [MOT] (1) Ook wel penbankhamers genoemd. (2) Ook bolbankhamer genoemd. (3) Door een foute vertaling van de Engelse benaming "engineer's hammer" worden lichte (ca. 100-375 gr) bankhamers ook wel ingenieurshamers genoemd. (4) Techniek waarbij men vormpjes van verschillende metalen inlegt in een nauw aaneensluitend "lapjespatroon".
Aspergemes (o.)
Witte asperges (Asparagus Officinalis Liliaceae, variëteit Ultilis) worden geoogst met een aspergeguts of een aspergemes (ca. 60-70 cm lang). Dat laatste heeft een vlak, naar het uiteinde toe breder uitlopend blad, een blad met een omgebogen - eventueel getande - punt of een halfcirkelvormig blad (ca. 10-12 cm lang), dat met een lange (ca. 40 cm) angel in een houten hecht bevestigd is; de punt is soms geknopt. Asperges worden op hoge bedden geteeld en worden geoogst juist voordat het loof aan de oppervlakte komt, omdat bij het blootstaan van de kop aan het licht deze snel blauw of groen wordt. Met een aspergeguts of -mes is het mogelijk de stengel dicht bij de wortelstok af te steken, zonder deze of nog niet volgroeide, naburige stengels te beschadigen. Zie ook penwortelsteker. [MOT]
Baggerlepel (m.)
Nadat de planten en het gras van de slootkant zijn gemaaid, worden de (kleine) sloten met de baggerlepel ontdaan van slib en vuiligheid die de waterstroom belemmeren. Het werktuig dient ook om vijvers en andere waterpartijen uit te baggeren. Het schoonmaken van de sloten gebeurt bij laag water, na een periode van droogte. Men begint hierbij bij het laagste punt en tegen de stroom in. De baggerlepel bestaat uit een lepelvormig werkend deel van staalplaat (lengte ca. 25-45 cm; breedte ca. 15-25 cm; hoogte ca. 8-15 cm) waarin gaten (diam. ca. 0,8-1,2 cm) zijn gemaakt. Door middel van een dille wordt het met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 170-250 cm) bevestigd. Hierdoor gebruikt men de baggerlepel respectievelijk al trekkend en al duwend. Grote modellen (met scherpe hoek) worden verstevigd met een ijzerdraad die aan de uiteinden van de lepel en op ca. 15 cm van de steel worden vastgemaakt. Modellen die al duwend worden gebruikt, zijn soms...
Bankhaak (m.)
De bankhaak is een spantuig om allerlei gereedschap of een werkstuk tijdelijk op de werkbank te bevestigen. Houtbewerkers gebruiken hem op hun schaafbank of om bv. slijp- en wetwerktuigen of een losse zaagzetklem op het werkblad te klemmen. Het is een metalen L-vormige haak. Men plaatst het langste (ca. 30-45 cm) cilindrische been enigszins schuin in een daartoe voorzien rond gat in het werkblad. Het kortere (ca. 20-30 cm) meestal neerwaarts gebogen been klemt met zijn afgerond uiteinde vast boven op het werkblad. Dit werkend deel is afgeplat tot een groter vlak om het werkstuk niet te beschadigen. Het meest courante model kan eenvoudig door een lichte tik met een hamer boven op de kruising vastgezet worden en door een lichte, zijdelingse tik weer losgemaakt worden. Er bestaat ook een model met schroef bovenaan het lange been en een kantelbare top op het uiteinde van het korte been, waarbij men de haak vast en los zet met de schroef. De bankhaak is niet te verwarren met de kleinere, losse...
Balkenrits (v.)
De balkenrits (1) is een handwerktuig om een balk te merken door er een groefje in te snijden. Het bestaat uit een dun metalen blad (ca.3/10-15 cm) aan een uiteinde haaks gebogen, waarvan de hoek snijdt. Het is vaak met een zaagzetijzer gecombineerd; meestal staat dat ijzer aan het tegenoverliggend uiteinde maar soms zijn de inkepingen in het blad zelf gesneden (2); uitzonderlijk staat het zaagzetijzer tussen een dubbele rits (3). De timmerman gebruikt de balkenrits om de plaats en de aard van de bewerking aan te duiden (zagen, pen of gat uit houwen enz.), soms ook om de balken te nummeren. Te onderscheiden van de boomrits, van de klompenmakersrits, van het formeerijzer van de zadelmaker en van het hoefmes voor paarden van de hoefsmid. Zie ook afschrijfpunt. [MOT] (1) WEYNS 1967-68. (2) Bv. LOMBARD & MASVIEL: 117. (3) BISTON-BOUTEREAU-HANUS: 249.
Banddraaghaak (m.)
De smid of de wagenmaker gebruikt de banddraaghaak om de gloeiende ijzeren (wiel)band uit het vuur te halen om op de velgen te leggen. Nadien wordt de band met de voorhamer en de bandhaak (wiel) op de velgen van een wiel getrokken. Die haak wordt ook gebruikt door de molenbouwer wanneer hij de molensteen met ijzeren hoepels beslaat. De banddraaghaak bestaat uit een lange ijzeren stang (ca. 80-140 cm) met een U-vormig gebogen uiteinde. Hij kan ook voorzien zijn van twee licht naar binnen gebogen tanden die haaks op de steel staan (1). De wielband wordt bovenaan gevat tussen het uiteinde van het werktuig en zit, zodra men de banddraaghaak optilt, door wrijving hiertussen geklemd. Kleinere wielbanden worden met de smeedtang uit het vuur gehaald. Sommige modellen gelijken sterk op de buighaak. [MOT] (1) Bv. SALAMAN 1975: 516.
Bandspreider (m.)
De garagehouder gebruikt de bandspreider om de binnenzijde van de buitenband na te kijken. Dit is nodig na elke reparatie aan de binnenband, aangezien het heel goed mogelijk is dat er nog scherpe delen door de buitenband steken. Ook breuken in de canvaslagen kunnen worden vastgesteld. Als de band niet te stug is, kan men hem met de handen uiteen te buigen. Bij grotere banden is een bandspreider noodzakelijk. Met de stelschroef is het mogelijk de bandspreider op elke stand vast te stellen. [MOT]
Beertrechter (m.)
Bij het overscheppen of het pompen van beer naar een beerkuip, maakt de landbouwer gebruik van een beertrechter om verlies tegen te gaan. De beertrechter is van houten duigen gemaakt, behalve de bodem die uit één stuk hout bestaat en de buis (diam. ca. 5 cm) die van ijzer is. Die zorgt ervoor dat de beer veilig in de beerton geraakt. Soms is het geheel volledig uit metaal vervaardigd. [MOT]
Bakspaan (v.)
Met een bakspaan keert men vlees en vis in de pan en schept men voedsel uit een pan. Zij heeft meestal een rechthoekig - al dan niet geperforeerd - metalen of plastic blad dat eventueel met een knik aan een recht hecht bevestigd is. De lengte varieert tussen 25-40 cm. Voor het keren van voedsel op de kachel gebruikte men een grotere, ijzeren bakspaan (ca. 60-70 cm lang) die vaak als geschenk werd gegeven. Daarom vindt men op deze exemplaren geregeld initialen of een datum terug. [MOT]
Beslagbijl (v.)
De beslagbijl dient tot het beslaan van stammen en zware stukken hout. Ze wordt ook soms aangewend om een boom te schillen. Deze bijl weegt ca. 1,5-3,5 kg en is gekenmerkt door een breed blad (tot 40 cm) met één vouw en dikwijls een lange dille. De steel is 25-40 cm lang en wordt met één of beide handen gevat. De stam wordt eerst gesmet (zie smetlijn) om de te bekomen vorm aan te duiden. Indien weinig hout verwijderd moet worden, gaat de timmerman aanstonds te werk met de beslagbijl; hij staat naast de stam en hakt dus in de richting van de vezels. Wanneer het spint te dik is, hakt hij er kepen in met de aks (1) tot ca. 0,5-1 cm van de lijn; de afstand tussen de kepen (90-180 cm)(2) hangt van de houtsoort af en ook van het stuk (rechte vezels of niet). Het hout tussen de kepen wordt dan weggehakt met de aks. Het ruw vlak wordt tot tegen de lijn met de beslagbijl effen gehouwen. De beslagbijl is hét werktuig van de (scheeps)timmerman (3). Het werktuig is te onderscheiden van de timmermansbijl....