Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 5,241 - 5,250 15,477 resultaten gevonden
Smeedtang (v.)
De hitte en de trillingen veroorzaakt door het hameren, dwingen doorgaans de smid het bewerkt stuk met behulp van een tang te grijpen. Om het stuk zo goed mogelijk te houden, moet het werktuig het stuk nauw omsluiten. Vandaar de zeer verschillende vormen van de bek. De gewone smeedtang met platte bek heeft twee rechte kaken die in de lengte een groef vertonen voor een betere grip en eventueel ook om kleine ronde voorwerpen vast te houden. De smid beschikt over een stel van dergelijke tangen. Bij de eerste komen de twee kaken tegen elkaar wanneer de armen samengeknepen zijn, bij de volgende, blijven ze op een bepaalde afstand zodat dikkere stukken gevat kunnen worden zonder dat de armen te wijd van elkaar komen te staan. Bij de holle tang zijn de kaken in de lengte hol. Naargelang ze ronde of vierkantige stukken moeten houden, zijn ze zelf rond of vierkantig. Andere tangen met ronde bek maken het mogelijk moeren, schijven e.d.m. te smeden. De U-vormige kaken zijn bestemd voor platte stukken....
Snapper (m.)
De snapper is een smidswerktuig bestaande uit een ijzeren afgeknotte kegel, piramide of cilinder (ca. 10 cm hoog), met een bolvormige uitsparing (diam. ca. 2-30 mm) in één uiteinde waarin de kop van de (klink)nagel gevormd wordt. Bij het klinken, d.i. verschillende stukken ijzer of staal aan elkaar bevestigen door klinknagels, gebruikt de smid, na het aanstuiken van een klein kopje aan de klinknagel met de smeedhamer, een snapper om de kop van de nagel, ook wel sluitkop genoemd, te vormen. Klinknagels dikker dan ca. 1 cm worden gewarmd, voordat er een sluitkop wordt aangebracht; voor dergelijke klinknagels wordt soms een snaphamer gebruikt, d.i. een snapper met een houten steel. Eerst wordt de snapper loodrecht op de aangestuikte kop geplaatst en met de smeedhamer geslagen. Nadien wordt de snapper schuin op de te maken sluitkop geplaatst zonder de plaat te raken en dit in 4 richtingen (schuin naar achter, links, rechts en voor) (1). Soms is de snapper gecombineerd met een ophaler, voorzien...
Snijkruishout (o.)
Kruishout waarvan het puntje vervangen is door een opening (ca. 0,8 bij 0,8 cm) waarin een mesje met een wigje wordt opgespannen. Het dient om fineerplaten in stroken (z.g. biezen) te snijden die nadien als inlegwerk of marquetterie worden gebruikt. Soms is het mesje voorzien van tanden om het hout niet te scheuren (vgl. fineerzaag). Het snijkruishout wordt met behulp van een biezenplank gebruikt. Deze bestaat uit een plank van ca. 60 cm bij 15 cm waarop een aanslag, strook fineer van ca. 2,5 cm breed, langs de rand van de langste en de kortste zijde wordt gekleefd, die een hoek van 90° of 120° vormen. De fineerplaat wordt tegen de 2 aanslagen van de biezenplank gelegd. De breedte van de biezen plus de breedte van de aanslag wordt op het kruishout ingesteld die nadien langs de rand van de biezenplank glijdt. Het mesje snijdt dan de fineerplaat in stroken. In plaats van een voorsnijmes op hun bossingschaaf te plaatsen, snijden sommige vaklui liever het hout met een snijkruishout (1). [MOT]...
Smeltkroes (m.)
Een smeltkroes is een recipiënt waarin metaal wordt gesmolten om te solderen of te gieten. Om hem uit het vuur te nemen, gebruikt men een kroestang. Bij fijnere beroepen met kleine hoeveelheden metaal zoals de edelsmid en prothesist is het een klein metalen vuurvast kommetje (ca. 4-7 cm doorsnede) met of zonder pootjes, eventueel met een handvat en een uitschenktuitje. Voor het gieten gebruikt de edelsmid een smeltlepeltje. In metaalgieterijen gebruikt men voor vloeistofmassa's van meer dan 10 kg grote modellen van smeltkroezen met een steel tot 1,5 meter of modellen zonder steel die in een grote draagbeugel worden geplaatst en met twee personen gevat (1). [MOT] (1) DUPONTCHELLE, J.: Manuel pratique de fonderie, 1914, 114.
Snijvorm voor ventilatiepan / Snijvorm voor duivenpan (m.)
Houten, vlakke snijmal aan de bovenkant voorzien van een klein houten blokje als handvat. De pannenbakker gebruikt deze mal om de juiste vorm en oppervlakte uit een kleiplaat te snijden. Vervolgens maakt hij hiermee het kapje van een ventilate- of duivenpan. In tegenstelling tot de snijvorm van de tegelbakker (zie snijvorm (tegelbakker)) wordt deze mal niet voorzien van metalen randen om slijtage tegen te gaan. Dat is niet nodig daar de productie van ventilatie- en duivenpannen eerder klein is. Zie ook vorm voor ventilatiepan. [EMABB]
Slokdarmsonde (v.)
De slokdarmsonde dient om in de slokdarm van het vee vast zittende voorwerpen - zoals stukjes aardappelen of voederbiet - voort te duwen tot in de maag. Zij wordt tevens gebruikt om de gezwollen pens, de eerste afdeling der maag van herkauwers, te ledigen van opgestapelde gassen (zie ook trocart). De slokdarmsonde is een buigzame buis (ca. 140-200 cm) in leer of spiraalsgewijs gewikkelde ijzerdraad of rubber met aan het uiteinde een mondstuk in hout of metaal en, in de buis, een puntige houten stang. Aan het ander uiteinde is soms een houten dwarsstuk voorzien om de bek van het dier open te houden. [MOT]
Sloopbeitel (m.)
De sloopbeitel is een ronde of vierkantige stalen staaf (70-120 cm) met een breder kopeinde, die onderaan plat uitgesmeed is, bestemd voor zwaar sloopwerk, het opbreken van bestratingen en het lichten van spoorwegbalken (zie ook handspaak). Het is een zwaardere (ca. 5 kg), uitvergrootte versie van het breekijzer maar er wordt niet met de hamer op geslagen. Zie ook rooiijzer. [MOT]
Snijpasser (glas) (m.)
Werktuig waarmee men een rond gat uit glas kan snijden. Het bestaat uit een snijwieltje dat in een verstelbare houder zit. Die laatste is bevestigd aan een arm (ca. 10-30 cm) die rond een zuignap draait. De snijpasser wordt met de zuignap in het midden van het te snijden gat geplaatst, de juiste straal wordt ingesteld en in één doorgaande beweging kan de cirkel gesneden worden. Zie ook glassnijder en peilglassnijder. [MOT]
Snuiter (m.)
"De pit van een kaars is gedrenkt in stoffen zoals borax, waardoor het ombuigen van de pit in de vlam bevorderd en nagloeien voorkomen wordt. Het ombuigen van de pit is noodzakelijk, omdat deze buiten de zoom van de vlam komend verbrandt en zodoende op een constante lengte blijft. Vroeger moest de pit voortdurend afgeknipt (gesnoten) worden. Een te lange pit geeft een roetende vlam." (1) Met een snuiter knijpt en knipt men de verbrande pit van een kaars of olielamp af opdat ze minder zou roken. Het is een schaar (ca. 12-16 cm) waarvan, meestal, beide bladen halfcirkelvormig zijn en één een opstaande rand heeft zodat het een gesloten doosje vormt. De afgeknipte pit belandt veilig in het bakje zonder brandgevaar. De oudere modellen hebben één halfcirkelvormig blad waarmee enkel wordt geknipt. Nadien wordt het stukje pit, op de grond, uitgedoofd. Soms bevindt er zich een pin aan het einde van de bladen van de schaar om de pit te ontkrullen alvorens ze te knippen. Snuiters zijn vaak mooi...
Snoeizaag (v.)
Deze benaming duidt een aantal zagen aan om bomen te snoeien. De twee hoofdvormen zijn de zaag met stijf blad en de beugelzaag (zie glossarium). De eerste kan in een recht of gebogen hecht of in een pistoolkolf steken. Haar blad is puntig en smal (ca. 4-6/20-40 cm), soms enigszins gebogen. Het kan vouwbaar zijn; het werktuig gelijkt dan sterk op de mijnwerkerszaag. Een haakje op het uiteinde maakt het soms mogelijk een doorgezaagde tak naar zich toe te trekken. Het is een licht werktuig (150-250 gr.). Sommige snoeizagen die op een handzaag gelijken, hebben een tweesnijdend blad. De tanden hebben dan aan een verschillende vorm om groen en droog hout te kunnen zagen. Wanneer het zaagblad gespannen is door een beugel, is deze laatste minder hoog aan het uiteinde om niet aan de takken te haperen. Het blad is smal (1-1,5 cm). De tanden zijn altijd tamelijk groot en worden breed gezet (zie glossarium) vermits groen hout gezaagd wordt. Ze werken doorgaans bij het trekken, ook eens bij het duwen...