Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 5,161 - 5,170 15,477 resultaten gevonden
Penworteltrekker (m.)
Met een penworteltrekker trekt men onkruid met een penwortel, zoals distel, zuring of paardebloem, uit de grond. Het werktuig wordt naast de plant in de grond gestoken en met een halve draaibeweging wordt deze gegrepen, waarvan de wortel - bij het trekken - zonder moeite mee uit de aarde komt. De penworteltrekker bestaat uit een hol blad met schuine snede eindigend in een punt. Een zijde is voorzien van 2 lipjes die de plant grijpen. Het werkend deel is door middel van een dille aan een houten D- of T-steel (ca. 80-140 cm) bevestigd. Te onderscheiden van de distelsteker waarmee de penwortel onder de bladkraag wordt afgestoken. Zie ook disteltang en penwortelsteker. [MOT]
Penwortelsteker (m.)
De penwortelsteker is een beitelvormig werktuig waarmee de wortels van paardebloemen e.d. in de grond doorgestoken worden. De snede is vaak in V geslepen om de wortel te vatten. Sommige modellen kunnen ook al trekkend de wortel doorsnijden. Te onderscheiden van de distelsteker en de penwortellichter. Zie ook aspergeguts, wiedvorkje, plantschopje en penworteltrekker. [MOT]
Patroonkruller (m.)
Nadat een hagelpatroon gevuld en afgedekt is met een kartonnen sluitplaatje wordt de bovenrand van de (kartonnen) huls zeer regelmatig en recht naar beneden omgekruld met de patroonkruller. Het resultaat, de rolkrimp, duwt dan correct, dus niet te hard, het sluitplaatje tegen de hagel die nu opgesloten zit in de huls. Het toestel wordt op een tafel vastgeschroefd. De hagelpatroon wordt met de opening naar de zwengel toe in de conische geribde geleider gestoken. Men duwt de hendel, zodat de geleider de huls lichtjes bijeendrukt en draait gelijktijdig aan de zwengel voorzien van een profiel dat in de huls past. Door het samen duwen en draaien wordt de rand van de huls naar binnen omgevouwen (1). [MOT] (1) Manufrance (1931): 117, model nr. 5-655.
Oestervorkje (o.)
Klein (ca. 12-13 cm lang) vorkje met drie scherpe, korte (ca. 2-3 cm) tanden waarmee men oesters uit hun schelp kan halen. De tanden zijn recht of lichtjes naar binnen gebogen; meestal heeft één tand aan de buitenzijde een snede om de oester los te snijden. Het oestervorkje kan ook aan het andere uiteinde voorzien zijn van een mesje.Zie ook het escargotvorkje dat twee tanden telt. [MOT]
Pianosleutel (m.)
Een pianosleutel is een haakvormige dopsleutel met houten hecht waarmee de bouten, waaraan de snaren van een piano, harp of hakkebord bevestigd zijn, bij het stemmen aan- of losgedraaid worden. De achtkantige dopsleutel bestaat in verschillende diameters. [MOT]
Plamuurmes (o.)
Spatelvormig werktuig dat wordt gebruikt om vulmiddel aan te brengen in kleine spleten in wand of plafond. Het plamuurmes heeft meestal een driehoekig of trapeziumvormig metalen blad (ca. 2-14 cm breed), met scherpe of afgeronde hoeken, dat soepel en (licht) verend is, en in een houten of plastic, recht hecht steekt. Met de hoek van het plamuurmes worden eerst de losse delen uit de scheur verwijderd, daarna wordt wat vulmiddel op het uiteinde van het blad aangebracht en wordt het in een doorlopende beweging in de scheur gedrukt. Door de flexibiliteit van het blad dringt het vulmateriaal in alle oneffenheden. Nadat het opgedroogd is, wordt het bewerkte oppervlak geschuurd (zie schuurpapier), opdat het vulmateriaal niet boven het oppervlak zou uitsteken. De huisschilder gebruikt tevens een plamuurmes om het houtwerk van ramen, deuren en hun kozijnen te plamuren. Er bestaan ook plamuurmessen waarvan de bladen verwisselbaar zijn. Zie ook afsteekmes. [MOT]
Pijpsleutel (m.)
Met de pijpsleutel worden verzonken of moeilijk bereikbare schroefbouten, moeren, autobougies enz. aan- of losgedraaid. Hij bestaat uit een metalen pijp waarvan een uiteinde vier- of zeshoekig uitgedreven is om te passen op een moer of een bout; er bestaan er ook dubbele, waar beide uiteinden een bout van verschillende afmetingen kunnen vatten. Een combinatie van pijpsleutel en dopsleutel van zelfde afmetingen komt ook voor. Doorgaans is er door de pijp een gat geboord waardoor een stang gestoken wordt die als draaikruk dient. Er bestaan ook gebogen pijpsleutels. Kleine pijpsleutels eindigen vaak in een ring. Zie bougiesleutel, horlogesleutel, sleutel voor rolschaatsen. [MOT]
Plaggenzeis (v.)
Handwerktuig met zwaar, halfrond (ca. 25 bij 12 cm) blad dat door middel van een dille haaks op een houten steel (ca. 100 cm), met handvat, is bevestigd. Met de plaggenzeis hakt men - in tegenstelling tot de zeis waarmee wordt gesneden - zoden (plaggen) los op de heide. Ze werden in de zon gedroogd en als strooisel gebruikt om de mest in de potstal (1) aan te lengen en de vloeibare uitwerpselen goed op te slorpen. [MOT] (1) Stal in de Kempen waarbij de vloer, waar de koeien opstaan, ca. 75-100 cm lager ligt dan de werkvloer. De mest stapelt zich onder de voeten van het vee de hele winter op.
Plaan (steenbakker) (v.)
Handwerktuig van de steenbakker dat bestaat uit een rechthoekig blokje, meestal van wilgenhout, al dan niet met één boogvormige zijde (1), met gladgeschaafde onderkant, voorzien aan de bovenkant van één of twee hechten, loodrecht op het blokje geplaatst. Bij de steenvorm waarvan de dwarsplankjes minder hoog zijn dan de lange hoort een plaan met twee groeven in de onderkant (2). Nadat de steenbakker met beide duimen het teveel aan klei van de steenvorm heeft weggestreken, maakt hij met de natte plaan uit de waterbak de steen effen en glad. Wanneer de onderkant van de plaan te veel is afgesleten wordt hij opnieuw glad en vlak gemaakt. [EMABB] (1) Soms driehoekig (LEJEUNE, E: 129). (2) Bv. DUHAMEL 1763: pl.4.18.
Pikhouweel (o.)
Het pikhouweel wordt door de groefwerker en de mijnwerker gebruikt om steen(kool) los te hakken.Het pikhouweel van de mijnwerker heeft zeer verschillende vormen. Het heeft een 25-35 cm lange vierkantige (ca. 2,5 bij 2,5 cm) of rechthoekige (ca. 3 bij 1,5 cm) punt met aan het andere uiteinde een oog waar de houten steel (ca. 60 cm) in steekt. In plaats van een pikhouweel gebruikt de mijnwerker ook een soort van recht houweel zodat hij met hetzelfde werktuig twee maal langer kan werken. Zie de rivelaine. Om niet het hele werktuig naar de smidse te moeten brengen wanneer het versleten is, wordt ook een pikhouweel gebruikt waarvan de punt losgeschroefd kan worden (1).Het model gebruikt voor rotsen is zwaarder (ca. 3-4 kg) dan dat van de mijnwerker (ca. 1,5-2 kg). Naast de punt is dit model aan het ander uiteinde voorzien van een hamer. [MOT](1) HATON DE LA GOUPILLIERE: 285.