werktuig
Fruitpers (m.)
Werktuig met een metalen, geperforeerd recipiënt (ca. 7-10 cm doorsnede;
ca. 8-15 cm hoog) op een sokkel met opstaande randen; aan de bovenzijde zit
er een schroef die een plaatje naar beneden duwt als men eraan draait (1)
(zie ook vleespers) (2). Voor druiven en bessen gebruikt men ook een ander
model, dat te onderscheiden is van de vleesmolen. Hij heeft een huis van
(vertind) gietijzer met bovenaan een vultrechter en binnenin een
Archimedesschroef die door een draaizwengel in beweging wordt gebracht en
waaronder zich een zeefbodem bevindt. Deze fruitpers wordt met een
schroefklem aan het tafelblad bevestigd. De trechter wordt gevuld en men
draait aan de zwengel. De schroef duwt het fruit tegen de zeefbodem; het
sap komt er doorheen en wordt opgevangen in een kom, de velletjes en
zaadjes komen er gescheiden van het sap uit en worden in een andere kom
opgevangen. Zie ook citruspers. [MOT] (1) De kleine fruitpers die men in de
keuken gebruikt, is gebaseerd op de grote druivenpers die in...