Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,621 - 4,630 15,436 resultaten gevonden
Afdraaihaak (m.)
De afdraaihaak is een handwerktuig met een haaks blad (ca. 2 cm bij 0,5-1 cm) dat verschillende vormen kan aannemen: rechthoekig met of zonder afgeronde hoeken, driehoekig, enz. Het kan volledig van metaal zijn of een houten hecht hebben. Eventueel is er aan het andere uiteinde nog een spatelvormig blad. De afdraaihaak wordt gebruikt door de pottenbakker om de vorm van een gedraaide pot tijdens het draaien bij te werken. Als men hem tegen de pot houdt, wordt er een zekere hoeveelheid klei afgesneden.De afdraaihaak gelijkt sterk op de zandhaak die metaalgieters hanteren aan een gietvorm. [MOT]
Aardbeientang (v.)
De aardbeientang is een kleine (ca. 5 cm), metalen, V-vormige tang met ronde uiteinden (vergelijk pannenkoektang) om kroontjes van aardbeien te verwijderen. Men kan er ook de graatjes uit visfilets mee uit pikken. Sommige modellen met klauwvormig uiteinde gelijken op een suikertang. [MOT]
Absintlepel (m.)
Lepel van verzilverd, vertind of vernikkeld metaal - ca. 15 tot 18 cm lang - met gaatjes die gebruikt wordt om absint te suikeren. In de lepel - die horizontaal op een glas met absint geplaatst wordt - wordt wat suiker gelegd die men met water besprenkeld. Een ander model betreft een lepel zonder gaatjes waarvan het hecht onderbroken is door een vlak met gaatjes. Zo kan men, nadat de absint gesuikerd is, erin roeren met de lepel. [MOT]
Aardappelrasp (v.)
Langwerpige (ca. 50 cm lang; ca. 20 cm breed), bolronde rasp met vrij grove driehoekig uitgeprikte gaatjes waarmee rauwe aardappelen geraspt worden. Aan één korte zijde is ze halfrond ingesneden; aan de andere korte zijde heeft ze een handvat. De geraspte aardappelen werden met bloem, eieren en spek gemengd om er een soort van pannenkoek mee te bakken. [MOT]
Aardemakersschop (v.)
Monoxiele schop (wilgenhout) met aangezet T-handvat, waarmee de klei door de steenbakker, de pannenbakker en de tegelbakker gemengd wordt. Telkens als men de schop gebruikt wordt ze in een emmer met water gedompeld om te voorkomen dat de klei er blijft aan kleven. Aan de snede wordt een braam aangebracht, bv. met een baksteen, om het water uit de emmer even tegen te houden zodat het glijden door de klei makkelijker gaat. Eveneens dient die braam om te vermijden dat de klei er onmiddellijk zou afglijden. Die spade wordt ook gebruikt om de klei in de potaardemolen te werpen. [EMABB]
Afpitstang (v.)
De tegelzetter breekt zeer smalle kantjes van tegels af met een afpitstang. Net zoals bij de tegeltang zet men eerst een lijn uit tot waar men de tegel wil afbreken. Vervolgens snijdt men de glazuurlaag in met een tegelsnijder. Men verkleint zo de kans dat de tegel verder afbreekt dan nodig is. Tenslotte vat men de tegel met de tang en knijpt progressief stukjes van de tegel tot men de uitgezette lijn bereikt.  Alhoewel de afpitstang sterk verwant is met de tegeltang, lijkt ze eerder op een trektang. De bovenste kaak is vrij scherp om de kleine stukjes af te "pitsen". De onderste kaak is afgeknot en dient als steun voor de tegel. [MOT]
Achtpasser (m.)
De achtpasser is een metalen diktepasser waarvan de ronde of ovale symmetrische benen met centraal scharnierpunt samen een cijfer acht vormen. Kleine modellen van minder dan 10 cm dienen voor precisiewerk. Het model van de uurwerkmaker wordt soms balanceerpasser genoemd (1). Er bestaan varianten met stelschroef (bv. V 2004.0411) of met spitse opzetstukken (bv. V 90.1228) op de uiteinden met een fijn gaatje, een soort holle naaldjes, waarmee men afstanden tussen de uiteinden van de assen van de fijne tandwieltjes van uurwerken kan afpassen en kan verifiëren of ze niet verbogen zijn (2). Het gewicht op de assen van de tandwieltjes wordt geleidelijk in evenwicht gebracht. Grote modellen van achtpassers, tot een meter lang, in feite twee symmetrische diktepassers, worden door draaiers gebruikt om de dikte of diameter van een hol of rond object te meten (3). [MOT] (1) Afgeleid van het Engelse balance truing caliper en balance poising caliper. (2) ROYER & VERSTRAETE: 320-324. Om de grote diversiteit...
Aardappelschepvork (v.)
Na het rooien (zie aardappelrooivork en aardappelrooihaak), schept men de aardappelen op met een aardappelschepvork. Ze heeft 8 à 12 lange gebogen tanden die relatief dicht bij elkaar staan (ca. 2-3 cm) over een breedte van ca. 25-35 cm, en die op de uiteinden voorzien zijn van knoppen of door middel van een ijzeren band met elkaar verbonden zijn. Zo worden de aardappelen minder beschadigd tijdens het scheppen. Meestal is het blad door middel van een dille bevestigd aan een houten T- of D-steel (ca. 1 m). Soms zijn de tanden op een afstand van ca. 20 cm afgezaagd. Dit werktuig wordt dan gebruikt om de uitwerpselen van paarden en koeien in de weide op te scheppen. Te onderscheiden van de bietenschepvork die minder tanden (ca.5-6) heeft en de steenslagvork met in doorsnede vierkantige tanden. Zie ook aardappellepel. [MOT]
Aanwasboor (v.)
De leeftijd van een levende boom kan bepaald worden met een aanwasboor. Dat is een metalen handwerktuig dat uit verschillende delen bestaat: een holle staaf (ca. 7 mm doorsnede) met schroefdraad op het uiteinde, een gutsvormig ijzer en een hol handvat waarin de andere onderdelen opgeborgen kunnen worden en waar in het midden een metalen ring rond bevestigd is met een opening doorheen het midden. Het werktuig kan tot een meter lang zijn (1). Wanneer men de leeftijd van een boom wil bepalen, wordt de holle staaf met schroefdraad in de opening in het midden van het handvat bevestigd en loodrecht of schuin naar boven toe (2) tot in het hart van de stam gedraaid. In de holle cilinder zit nu een dun staafje hout uit één stuk. Dan wordt de lange (ca. 20 cm), smalle (ca. 5 mm) guts door de opening in de middenbovenzijde van het handvat naar binnen gestoken, langs het houtmonster af. De guts snijdt het monster aan het einde van de boor, bij het hart, los. Wanneer de guts teruggehaald wordt, blijft...
Achterijzer (o.)
De schoenmaker hanteert het verwarmde achterijzer om de bovenrand van de hielzool met was in te smeren; op deze wijze wordt er de gewenste vorm aan gegeven en verschijnt er een decoratief lijnpatroon. Een model heeft een rechthoekig metalen hoofd (ca. 3 cm bij 2 cm; ca. 1 cm dik) met een uitstekend randje (ca. 1-2 mm) waarlangs een gleufje zit met een getand wieltje in, en een houten rechthoekig hecht. Bij een ander model zit slechts aan één kant van het wieltje een rond of rechthoekig metalen plaatje (1). Zie ook het kantijzer (schoenmaker) en zoolwieltje. [MOT] (1) NOIRHOMME: 61 hanteert de termen enkel en dubbel achterijzer met wieltje voor deze modellen.