werktuig
Kleedkuil (m.)
De schieman gebruikt de kleedkuil (1) om touw te bekleden, d.i. een dun
touwtje rond een dikker te draaien teneinde het afschavelen te voorkomen,
en de kuiper om een rond de uiteinden van een hoepel gedraaide teen aan te
spannen. Het is een houten of metalen cilinder (middellijn ca. 3-9 cm;
lengte ca. 4-7 cm) met rechte steel van ca. 20 cm, waarin een groef in de
lengte gesneden is. De groef wordt op het touw of op de hoepel geplaatst en
het touwtje 2-3 maal, de teen éénmaal rond de steel gedraaid. De vakman
doet dan de kleedkuil rond het touw of de hoepel draaien. Een gewone stok
of een stuk duig van ca. 30 cm met drie gaten (2) of een plankje met twee
gaten (3) vervangt soms de kleedkuil. [MOT] (1) Volgens PILAAR: 125, BLY:
212, V.D., de ''Maritieme Encyclopedie'' enz. zijn moskuil en kleedkuil
gelijkbetekenend maar volgens TIDEMAN: 224 is de moskuil een houten hamer
om op een beitel te slaan, volgens MOSSEL: s.v., een houten hamer om mos te
pletten, volgens AUBIN: s.v. maillet, een...