werktuig
Houweel (o.)
Handwerktuig van de grondwerker en de landbouwer, gebruikt om steen- of
rotsachtige grond los te hakken, muurwerk op te ruimen en aangestampte
aarde te breken. Het houweel bestaat uit een zwaar boogvormig ijzer van ca.
40-60 cm lang dat met een oog dwars op een houten steel (ca. 80-120 cm) is
bevestigd. Het ijzer eindigt meestal in een punt en, aan de andere kant, in
een plat en snijdend deel van ca. 6 cm breed dat haaks op het vlak van de
steel ligt. Soms is de punt vervangen door een bijlvormig uiteinde, om de
diep gelegen wortels door te hakken. Bij de meeste modellen is het oog naar
het uiteinde toe breder zodat de steel gemakkelijk kan vervangen worden en
het ijzer niet lost tijdens de arbeid. Het houweel bestaat ook in een
kleinere uitvoering, met een werkend deel van zo'n 40 cm lang en een steel
van ca. 40 cm. Dat model maakt, samen met het legerschopje, deel uit van
het gereedschap van de infanterist (1). Hij gebruikt het om muren te
slopen, om schietgaten in muren te breken,...