Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,111 - 4,120 15,388 resultaten gevonden
Beslagstrijker (m.)
Licht (ca. 50 gr), houten keukengereedschap dat een blad (ca. 20-24 cm lang) met een rechte onderzijde heeft dat haaks in een rechte steel bevestigd is. Hij wordt o.m. in Bretagne (Frankrijk) gebruikt om beslag uit te strijken op een bakplaat om pannenkoeken te bakken. [MOT]
Diktepasser (m.)
De diktepasser is een scharnierende passer met symmetrische benen om diktes te meten en buitenmaten over te nemen en te controleren. Hij onderscheidt zich van de steekpasser doordat een of meerdere benen gebogen zijn. Hij is meestal volledig van metaal, uitzonderlijk van hout met metalen schroeven (1). Het scharnierpunt moet voldoende stroef zijn om de benen in een bepaalde stand vast te houden tot men hem lostikt. Soms is een stelschroef gemonteerd om de stand te regelen, al dan niet met maatschaal om de precieze afstand af te lezen.  Zeer kleine passers met maatschaal worden gebruikt voor precisiewerk bv. door de edelsmid en uurwerkmaker. De tandarts gebruikt dergelijke 'precisiepasser'  om nauwkeurig de tussenruimte tussen tanden op te meten voor bv. een kroon. Uitzonderlijk is op een van beide benen een kort derde been gemonteerd met een verstelknop (vb. MOT V 96.0291). De draaier hanteert deze wanneer op een hol werkstuk een smallere buitenmaat moet gepast worden dan de buitenzijde...
Dopsleutel (m.)
De dopsleutel is een moersleutel (zie glossarium) met een hol (drie-, vier-, zeskantig enz.) ondiep (vgl. pijpsleutel) werkend deel waar de moer of de kop van de bout volledig in past. Dat werkend deel staat vaak los van het hecht zodat verschillende maten met hetzelfde hecht gedraaid kunnen worden. De kracht op het werkend deel wordt uitgeoefend op een haak-, T-vormig of recht hecht (haak en T worden soms gecombineerd door middel van een scharnierend uiteinde). Niet zelden staan twee of meer werkende delen op hetzelfde hecht. Een combinatie met een steeksleutel bestaat. Er zijn ook dopsleutels met ratelgreep, die het mogelijk maken te werken zonder het werkend deel op het einde van de beweging telkens te lichten. Ook een booromslag kan op de losse werkende delen passen. Zie bougiesleutel, horlogesleutel, klinksleutel, pianosleutel, watersleutel en wielmoersleutel. [MOT]
Doornhaagschaar (v.)
De doornhaagschaar dient om doornige heesters te snoeien en om takken af te knippen die te dik zijn voor de snoeischaar (tot ca. 2,5-3 cm). Ze bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien, of uit een aantal op elkaar werkende hefbomen. De ca. 5 cm lange bladen met gebogen snede eindigen in twee angels die in 40-50 cm lange houten stelen steken; uitzonderlijk vervangen twee veren de angels en worden de houten handvatten erop bevestigd met een bout (1). Eén van de bladen eindigt soms in een haakje waarmee de tak naar zich getrokken kan worden. Enkele doornhaagscharen hebben een dubbele stompe, maar geribde kaak. De griendwerker gebruikt soms een schaar met gebogen armen zodat hij zich minder hoeft te bukken om dicht bij de grond te knippen. Zie ook haagschaar. [MOT] (1) Vandaag gaat het om een geheel metalen werktuig.
Deegrol (m.)
Met een deegrol wordt deeg vlak uitgerold.  Het is een gladde, plastic of hardhouten - uitzonderlijk glazen of porseleinen - cilinder (ca. 3-7 cm doorsnede; ca. 35-70 cm lang) die aan de twee uiteinden eventueel rechte of knopvormige handvatten heeft. In plaats van een rechte cilinder kan hij ook smaller toelopen naar de uiteinden toe. Hij moet zwaar genoeg zijn (ca. 500 gr) om dik deeg met lichte druk uit te rollen. De rol kan ook om een pen draaien, waaraan aan weerszijden de handvatten bevestigd zijn. De pen kan van hout of metaal zijn en is soms voorzien van kogellagers. Er bestaan ook deegrollen waar motieven in uitgespaard zijn en waarmee deeg gedecoreerd kan worden.  Nog een ander model heeft een reeks diepe ribbels; deze wordt gebruikt bij de bereiding van slot, d.i. een havermoutschotel met karnemelk uit Wales (1), of eveneens om deeg te decoreren. [MOT] (1) CAMPBELL: 112.
Doorslag (smid) (m.)
Korte (10-17 cm) stalen cilinder, aan de omtrek vaak gekarteld, met steeds een vlak uiteinde (diam. ca. 1,5-6 mm), om gaten in dun plaatijzer te slaan. Onder de plaat wordt een stukje lood of kopshout gelegd, de doorslag wordt op de plaat geplaatst en aan het andere uiteinde wordt er met een bankhamer op geslagen. De smid gebruikt ook een zwaarder (15-25 cm; diam ca. 1 cm) model om in een gloeiend stuk ijzer gaten te slaan. Onder het werkstuk wordt dan een onderlegplaat gelegd en er wordt op de doorslag geslagen met de smeedhamer. De doorslag kan verschillende vormen aannemen naargelang het gat rond, vierkantig of langwerpig moet zijn (1). Zie ook stokdoorslag. Te onderscheiden van de drevel die een kegelvormig of licht uitgehold uiteinde heeft. [MOT] (1) Bv. ZWIERS: s.v. doorslag.
Dolhamer (m.)
Zware hamer om te slachten vee te bedwelmen, om ze nadien met de halssnede te doden. Het bedwelmen kan geschieden met een slachtmasker, een (pen)schiettoestel of een dolhamer (1). Het kan een houten hamer (ca. 5-6 kg) met lange steel zijn (zie sleg). Het werkend deel kan ook van metaal zijn en gelijken op een steenklophamer. Of een hamer met een metalen kop die aan één zijde een staafvormig uiteinde heeft, waarmee men doorheen de schedel kan slaan om de hersenen te verbrijzelen. Een ander model bestaat uit een uitgeholde pen en een haak als ander uiteinde. De haak zou dienen om de pen, wanneer deze vast komt te zitten, uit de schedel te trekken. Zie ook stokdoorslag. [MOT] (1) Verboden sinds 1920 (bij Kon. Besluit van 5 juni) in Nederland. In Frankrijk sinds 1964.
Distelsteker (m.)
De distelsteker heeft een rechthoekig blad met rechte snede (ca. 3-5 cm breed). Het blad is met een dille bevestigd aan een rechte, houten steel van ongeveer 1,20 m lang. Met de distelsteker kan men zonder bukken de penwortel van distels (of van zuring) onder de bladkraag afsteken zodat het onkruid niet teruggroeit. De distelsteker wordt vooral gebruikt op weiden en op graanvelden die breedwerpig gezaaid zijn en waar geen andere afdoende methode bestaat. Het distelsteken was vaak vrouwenwerk. De distelsteker wordt door de herder soms als wandelstok gebruikt. Te onderscheiden van de penworteltrekker. Zie ook disteltang, penwortelsteker en aspergesteker. [MOT]
Deegsnijrol (m.)
Met een deegsnijrol snijdt de bakker in één keer verschillende reepjes uit een dunne lap deeg. Het is een lange cilinder (ca. 75-85 cm) met aan beide uiteinden een recht hecht en snijwieltjes op gelijke afstand van elkaar. Bij een ander model kunnen de snijwieltjes als een soort harmonica uit elkaar getrokken worden (1); de afstand tussen de snijwieltjes is dus regelbaar. Dit model is niet te verwarren met een knopenverdeler. Zie ook deegradertje en figuursteker. [MOT] (1) Dit model wordt ook wel Jan-hagelsnijder genoemd (FENNEMA: 235).
Dopsleutel voor spoorschroeven (m.)
De spoorwerker gebruikt een dopsleutel sterk gelijkend op de watersleutel maar zonder wigvormig uiteinde, om de kraagschroeven aan- of los te draaien waarmee de spoorstaven (met een Vignoleprofiel) op de dwarsliggers bevestigd worden. [MOT]