Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,091 - 4,100 15,388 resultaten gevonden
Hostie-ijzer (m.)
Een hostie-ijzer is een grote tang (ca. 50-90 cm lang) met gekruiste armen en platte, rechthoekige, cirkel- of ovaalvormige kaken waarmee men hosties bakte, schijfjes brood van ongezuurd tarwemeel. Het lijkt sterk op het wafelijzer dat men boven de haard gebruikte maar de bek is rond of ovaal, het wafelijzer meestal rechthoekig. Veelal zijn de kaken aan de binnenzijde gesierd met religieuze motieven om een afdruk in de hostie te maken. Wanneer de bek het formaat en motief van één enkele hostie heeft, kan men per bakbeurt één grote broodhostie produceren (1). Vaak kunnen meerdere broodhosties en kleine witte hosties tegelijk gebakken worden, als de bek meerdere ronde afbeeldingen - zowel voor grote als kleine hosties - combineert. [MOT] (1) Een bakbeurt zou een drietal minuten vergen (https://www.objetsdhier.com/fer-a-hosties-1410).
Houthakkersbijl (v.)
Bijl gebruikt om jonge bomen te vellen, om een gevelde boom van zijn takken te ontdoen, om te snoeien, om brandhout op het kapblok te hakken, enz. Er bestaan allerlei vormen, soms wordt zelfs een mijnwerkersbijl of een zware timmermansbijl gebruikt. Het gaat echter doorgaans om een bijl van ca. 0,7-1,3 kg, met een oog en twee vouwen. De steel is zo'n 30 cm lang. De bijlen om brandhout te hakken (zie kloofbijl) gelijken sterk op sommige houthakkersbijlen maar zijn lichter. Deze bijlen zijn te onderscheiden van de brandweerbijl, de aks en van de topbijl. [MOT]
Horlogesleutel (m.)
De horlogesleutel is een kleine pijp- of dopsleutel waarmee horloges opgewonden worden. Het handvat is meestal een ring. [MOT]
Bankhamer (m.)
Hamer van verschillende vormen waarvan sommige modellen sterk op een schrijnwerkershamer gelijken. De pen, die zowel haaks op als in hetzelfde vlak als de steel kan liggen (1), is wigvormig of is vervangen door een bol (2). Het werktuig weegt tussen 100 en 1300 gr (3). De bankwerker, maar ook de smid, de autohersteller en zelfs de schrijnwerker gebruiken de bankhamer voor allerhande werk. De edelsmid gebruikt een bankhamer met bolle pen om, bij z.g. parketwerk (4), het inlegmetaal op zijn plaats te kloppen. Te onderscheiden van de smeedhamer die zwaarder is. Zie ook haarspit. [MOT] (1) Ook wel penbankhamers genoemd. (2) Ook bolbankhamer genoemd. (3) Door een foute vertaling van de Engelse benaming "engineer's hammer" worden lichte (ca. 100-375 gr) bankhamers ook wel ingenieurshamers genoemd. (4) Techniek waarbij men vormpjes van verschillende metalen inlegt in een nauw aaneensluitend "lapjespatroon".
Bezem voor vislijm (m.)
De bezem voor vislijm, bestaande uit een rechte steel (ca. 80-100 cm), gestoken in een bundel van berkentakjes (ca. 35 cm lang), wordt gebruikt bij het bereiden van vislijm. Dit is “een soort van lijm die uit samengerolde zwemblazen, inz. van steur, bestaat en in den handel onder de vorm van geel-witte, doorschijnende, reuk- en smaaklooze blaadjes, in warm water oplosbaar en bij afkoeling eene gelei vormend, voorkomt.” (1) De vislijm wordt als bierbreedsel of klaringmiddel gebruikt bij het klaren van het bier. D.i. het zuiveren van de erin zwevende vaste deeltjes om het helder te maken (2). “De vislijm wordt in kleine stukjes gesneden of op een aambeeld gebroken, en 12 uur in koud water, dat men 1 à 2 maal ververst, geweekt. Als de lijm zacht is geworden wordt hij tussen de handen gekneed tot men een homogeen deeg bekomt. Dat wordt opgelost in water met wijnsteenzuur (0,5 gram per gram lijm) en verhardt tot een gelatineachtige massa die men snel met de bezem voor vislijm klopt om ze op...
Beerroerder (m.)
Meestal zelfgemaakt werktuig om de beer om te roeren alvorens deze met de stokemmer uit de beerput te scheppen. De beerroerder kan bestaan uit een lange houten steel met aan het uiteinde een dwars geplaatste plank (ca. 40-100 cm bij 15-20 cm) (1), dikwijls versterkt met twee steunlatten of leren riemen. De lengte van de steel is afhankelijk van de diepte van de beerput. Een ander model bestaat uit een gebogen metalen blad met een lange dille haaks op het blad. Twee steunen verbinden het uiteinde van het blad met het uiteinde van de dille waarin een houten steel steekt (2). Het houten model is te onderscheiden van de plonsstok van de visser waarmee men de vissen in netten en uit de modder jaagt. [MOT] (1) VAN LEUVEN: 40. (2) Uitzonderlijk is de beerroerder helemaal van metaal (DEVLIEGHER: 45).
Bandsleutel (m.)
De bandsleutel is een zelfklemmende pijptang waarbij een riem rond het werkstuk wordt gedraaid, bv. rond dunwandige pijpen, plastic moeren en de sluiting van oliefilters. Het gebruik van een band in stevig textiel, rubber, leer of kunststof in plaats van een ketting, zoals bij de kettingpijptang, voorkomt mogelijke schade aan het werkstuk. Een band is gemakkelijk te verwisselen en biedt ook wrijving en grip op afgeronde of onregelmatig gevormde werkstukken. [MOT]
Bietenhakmes (o.)
Met het bietenhakmes wordt van de suikerbiet het loof en de kop afgesneden (1). Het kan een groot mes zijn met een bol gebogen lemmet en een recht hecht, zoals bijvoorbeeld een broodmes of een stuk van het blad van een zeis waarvan de punt is afgebroken (2). Bij een ander model is het blad trapeziumvormig en de snede recht. Voor hetzelfde doel gebruikt men ook wel de bietenkopschoffel of de mechanische bietenkopper. [MOT] (1) Volgens V.A.W.P.: 1.360 zouden er voor dat doel ook werktuigen bestaan in de vorm van een groentehakmes. (2) Bv. JEWELL: 15.
Behangmesje (o.)
Met het behangmesje kan men zoals met een behangsnijwieltje tijdens het aanbrengen van behang gemakkelijk langs plint en plafond, langs deur- en raamkozijnen, rond schakelaars e.d. snijden. Hecht en houder van dit handwerktuig bestaan uit één geheel. In de houder (4,5 cm bij 2 cm) wordt een vervangbaar scheermesje geklemd met behulp van één of meerdere metalen plaatjes en een schroef. Het hecht is van hout, aluminium of plastic. Zie ook behangersmes. [MOT]
Bekkenmeter (m.)
Voor de bevalling meet de arts de breedte van het bekken in de onderbuik met een specifieke diktepasser, de bekkenmeter. Men onderzoekt zo of het kind door het bekken zal kunnen. Wanneer het bekken te smal is, weet men op voorhand dat het kind met een keizersnede zal geboren worden. De kaken van de bekkenmeter zijn gekruist, zodat de meter niet te breed is, wanneer men deze via de vagina aanbrengt. De armen lopen uit op twee afgeronde plaatjes. Op één van de armen is een meetlat gemonteerd, die achter een wijzertje op de andere arm zit. Wanneer men de meter opent, duidt het wijzertje op de meetlat aan hoe groot de bekkenopening is in centimeter (max. 14 cm). [MOT]