Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,081 - 4,090 15,388 resultaten gevonden
Hoefrasp (v.)
Rechthoekig handwerktuig (ca. 4 cm breed; ca. 25-50 cm lang), al dan niet met handvat, dat zowel rasp als vijl combineert; aan de ene zijde met een dubbele vijlhouw en aan de andere zijde met een rasphouw. De korte zijde(n) is/zijn meestal licht afgerond. De lange zijden zijn soms gegroefd als een vijl. Bij de hoefrasp zonder handvat, ook wel dubbele hoefrasp genoemd (1), raspen of vijlen de twee helften in de tegenovergestelde richting. Soms is er maar één zijde bekapt waarvan de ene helft met een dubbele vijlhouw en de andere helft met een rasphouw. Na het overtollige hoorn van de paardenhoef weg gehakt te hebben met het hoefhakmes en de hoefhamer, gebruikt de hoefsmid de hoefrasp om de rand van de paardenhoef die op het hoefijzer zal dragen, geheel vlak te raspen/vijlen; ook, om de buitenrand van de hoef te breken om inscheuren te voorkomen. Het model zonder handvat gelijkt sterk op de schoenmakersrasp, die evenwel korter is. [MOT] (1) Tech-term: 11.6.
Hoefmes voor paarden (o.)
Handwerktuig dat de hoefsmid gebruikt om de hoeven van paarden bij te werken. Het heeft een meestal lichtjes gekromd blad dat op het uiteinde omgebogen is en dat over de ganse lengte snijdt. (Vergelijk met de balkenrits, de boomrits, de kuipersrits en de klompenmakersrits). Dat blad steekt in een vaak naar boven gebogen houten hecht. Met het mes wordt overtollig hoorn weggesneden. Met het omgebogen uiteinde - dat eveneens snijdt - kunnen onzuiverheden aan de binnenzijde van de hoef verwijderd worden. Er bestaan modellen voor zowel links- als rechtshandigen (1). Zie ook ruitersknipmes. [MOT] (1) Bv. Encyclopédie 1740-80, deel 13: s.v. Marechal-ferrant.
Holle schaaf (v.)
De holle schaaf (1) dient om dunne ronde voorwerpen te schaven, bv. een steel (2) of een spaak (3), ook - gepaard met een bolle schaaf - een rond stuk dat in een ander moet sluiten, bv. een vensterraam. Het is een betrekkelijk smalle schaaf (0,7-4,5cm) zonder keerbeitel noch aanslag, waarvan de zool in de breedte holrond is. [MOT] (1) De neusschaaf (Fr. nez-de-marche) is een holle schaaf speciaal bestemd om de neus van een trede rond te schaven. (2) LEGROS 1950: 300. (3) STURT: 97.
Hoefvoeltang (v.)
Tang waarmee de hoefsmid zieke, pijnlijke hoeven onderzoekt. In de hoef kan pijn ontstaan doordat vormveranderingen van de hoornige delen een druk op de daarbinnen gelegen delen uitoefenen en doordat inwendige delen van de hoef gezwollen zijn en hierdoor een directe druk op de zenuwen van de hoef uitoefenen. De hoefvoeltang is een vrij grote tang (ca. 30-40 cm lang) met een bek die ver open kan zodat de hoef ertussen kan. De kaken zijn rechthoekig of rond in doorsnede en zijn op het uiteinde voorzien van nopjes. Met de tang worden de verschillende delen van de hoef beknepen; aan de hand van de reactie van het paard kan men de pijnlijke plaats achterhalen. [MOT]
Hoefsmeedhamer (m.)
Zware (ca. 1,400-2 kg), trapeziumvormig gesmede hamer met vlakke of licht bolronde baan en korte (ca. 20-25 cm) steel. De hoefsmid smeedt hoefijzers meestal met een smeedhamer. In sommige gebieden van Frankrijk daarentegen gebruikt men een specifieke hamer, de hoefsmeedhamer. Door de trapeziumvormige kop kan hij uitzonderlijk op de houwhamer gelijken. [MOT]
Hoektroffel (m.)
Troffel (ca. 20 cm) waarvan het blad (ca. 8-10 cm bij 5-7 cm) een hoek van 90 graden vormt. De overgang tussen beide bladhelften kan scherp of afgerond zijn. De stukadoor gebruikt de hoektroffel voor het afwerken van hoeken. Er bestaat een hoektroffel voor uitspringende en één voor inspringende hoeken. Zie ook goottroffel. [MOT]
Hoekomslagboor (v.)
De hoekomslagboor is een omslagboor waarmee makkelijk in hoeken gewerkt kan worden. De overbrenging van booromslag naar werkend deel gebeurt hier door middel van tandraderen of een cardankoppeling. [MOT]
Hooivork (v.)
De hooivork is een vork met 2 à 3 - soms vier - ronde of vierkantige, puntige, licht gebogen, ijzeren of stalen tanden (ca. 15-30 cm; tussenafstand: ca. 7-20 cm), die door middel van een dille, een angel of twee veren, met een rechte houten steel van uiteenlopende lengte (ca. 100-300 cm) verbonden is. Soms ook is het een monoxiel gaffelvormige tak (1). De landbouwer geeft de voorkeur aan een stalen hooivork met twee tanden, om bij de oogst, de schoven op de kar te steken of het vanaf de kar op de zolder te steken. Deze met drie tanden of de houten hooivork wordt veelal gebruikt om het hooi te keren (zie ook hooihark (hand)). Er bestaat ook een dubbel model met een rij van 3 tanden onderaan en een rij van 2 tanden bovenaan om het hooi samen te brengen tot hooioppers (2). [MOT] (1) Bv. ROBERT: 8-20. (2) Dit dubbel model is in de handel verkrijgbaar onder de benaming javeleuse.
Uitdraaghaak (1 man) / Uitdraaghaak (2 man) (v.)
De uitdraaghaak is een handwerktuig om betrekkelijk lichte boomstammen, telefoonpalen, e.d. te dragen of te slepen. De uitdraaghaak voor twee man bestaat uit twee naar elkaar scharnierende metalen haken die in het midden van een houten stok (ca. 100-150 cm) bevestigd zijn. Vaak kunnen de haken ook roteren. De stok wordt door twee man gevat die aan beide zijden van de stam lopen. Door het gewicht steken de punten in het hout. De stok moet ca. één meter langer zijn dan de middenlijn van de stammen om te vermijden dat de benen van de dragers ertegen zouden wrijven. De uitdraaghaak voor één man is een klein werktuig (ca. 30 cm) met een aantal op elkaar werkende hefbomen tussen handvat en haken (ca. 10 cm). Het wordt door één man bediend en wordt gebruikt om betrekkelijk korte stukken te dragen. Het werktuig is te onderscheiden van de draagtang voor spoorbalken en de handhaak voor hout. [MOT]
Hopkapper (m.)
De hopkapper bestaat uit een S-vormig blad (ca. 30-35 cm bij 6 cm) met aan de buitenzijde een scherpe snede, dat in het midden haaks op een dille is gelast of geschroefd. De steel is 3-10 m lang. In het verlengde van de dille ligt een U-vormige haak (ca. 10-12 cm breed) die ca. 3 cm boven het blad uitsteekt. Bij sommige modellen is de dille vervangen door een ring die op het verlengde van de haak is gelast. Nog een ander model heeft een half blad dat links of rechts aan de dille is bevestigd. Bij het oogsten van de hop die door draden ondersteund wordt (en niet door staken), worden eerst de ranken die zich mogelijk rond de ca. 3-10 meter hoge horizontale draden hebben gewikkeld, afgesneden met de hopkapper. Daarvoor wordt de haak over de horizontale topdraad geduwd. Nadien kunnen de verticale (of schuin lopende) steundraden waarop de hoprank groeit al schokkend worden losgehaakt van de topdraad (1). De rijpe hopranken vallen neer voor de voeten van de plukkers die dan de hopbellen of...