werktuig
Kramplaat (dijkwerker) (v.)
Een kramspade wordt met de buik, voorzien van een tot bescherming dienende
kramplaat, in de grond geduwd. Ze bestaat uit een ovale ijzeren of leren
plaat, dat meestal langs de binnenzijde met stof of stro is bekleed (1) en
enigszins holrond gebogen staat om gemakkelijk het uiteinde van de
kramspade te vatten zodat het niet uitglijdt, en om de oppervlakte, die met
de buik in aanraking komt, zo klein mogelijk te maken, met het oog op het
transpireren van de werkman. Aan beide uiteinden van de plaat is een leren
riem voorzien die de dijkwerker rond zijn middel gespt. [MOT] (1) KRAMER &
ROHDE: 68.