werktuig
Kalkoensleutel (m.)
Om te voorkomen dat een beslagen paard op ijs uitglijdt, kunnen enkele
gewone nagels door ijsnagels vervangen worden, dat zijn nagels met een
beitelvormige of piramidale kop die onder het ijzer uitsteekt. Dergelijke
nagels verslijten snel en moeten dan vervangen worden; daardoor wordt het
nagelgat steeds breder, houden de nagels minder goed en kan vuil in de hoef
dringen. Men kan ook hoefijzers met vaste kalkoenen en stoten gebruiken,
maar wanneer deze versleten zijn, moeten de ijzers afgenomen worden,
opnieuw scherp gemaakt en ondergelegd. Om die problemen te voorkomen
gebruikt men hoefijzers met verwisselbare kalkoenen, die o.m. door middel
van een schroefdraad bevestigd zijn. Het in- en uitschroeven van de
kalkoenen gebeurt met een kalkoensleutel. Meestal is dat werktuig
samengesteld uit een vierkante ring- en/of steeksleutel, soms ook een
alligatorbeksleutel (zie glossarium), een punt of een hoefkrabber om het
vuil uit de schroefgaten te verwijderen en een draadsnijtap (voor metaal)...