Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,811 - 3,820 15,388 resultaten gevonden
Krooszaag (v.)
De krooszaag is een handwerktuig om de kroos uit te snijden, d.i. de groef in het uiteinde van de duigen, waarin de bodemstukken steken (zie ook kroosschaaf). De krooszaag bestaat uit een grote geleider waardoor een vierkantige houten stang glijdt die een getand ijzer draagt. Dikwijls belet een verstelbare geleider het te ver zagen; de diepte van de kroos mag immers niet groter zijn dan één derde van de dikte van de duig. De geleider glijdt op het uiteinde van de duigen, vooraf effen geschaafd met de kimschaaf, en de krooszaag snijdt de kroos uit. Er bestaan betrekkelijk zeldzame krooszagen met vaste geleider. Zie ook kuipersboogschaaf. [MOT]
Kuipersboogschaaf (v.)
Wanneer de hoepels rond de duigen gedreven zijn, moet de kroos uitgesneden worden om er de bodem in te kunnen steken. Vooraleer de kuiper met de kroosschaaf of de krooszaag te werk gaat, moet hij het binnenste van de ton, waar de kroos gesneden zal worden, effen maken; de naast elkaar geplaatste vlakken van de duigen vormen immers een veelhoek. Dat geschiedt met behulp van een kleine holle kuipersdissel, van een kroostrekmes of van de kuipersboogschaaf. De kuipersboogschaaf (1) is een brede bolronde boogschaaf die in de breedte ook bolrond is. Ze is dikwijls van een geleider voorzien en wordt zoals de kroosschaaf gehanteerd. De kuiper beschikt over een stel kuipersboogschaven van verschillende grootten. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Is de gerfschaaf of beugelschaaf (KARMARSCH: 1.737) een kuipersboogschaaf? De beschrijving is niet duidelijk.
Kuipersdissel, rechte (m.)
De rechte kuipersdissel dient om de kim, d.i. het uiteinde van de duigen, af te schuinen. Met de hamer van deze dissel wordt op de hoepeldrijver geslagen om de hoepels te plaatsen. De kuipersdissel weegt ca. 1-1,9 kg. Hij heeft een smal plat blad (ca. 5-7 cm) met middelmatige kromming en een L-vormige hamer aan de overkant. De ca. 15 cm lange steel wordt met één hand gevat.  Zie ook de holle kuipersdissel. [MOT]
Bandhaak (wiel) (m.)
De bandhaak is een metalen (1) hefboom om de band op de velgen van een wiel te trekken. Het is een rechte staaf met losse haak (2), waarvan de afmetingen (0,50-2 m) verschillen naargelang van de grootte van het wiel (kruiwagen, wagen enz.). De haak kan door middel van een ring op de staaf glijden (3) of aan de staaf bevestigd zijn door een beugel of een spil. Hij kan ook door de staaf steken (4) of erop bevestigd zijn door een verstelbare bout. Soms wordt een dubbele haak gebruikt waardoor de staaf gestoken wordt. De gloeiende band wordt op de velgen gedragen, de uiteinden van twee of drie bandhaken onder de velgen gestoken en de haken op de band geplaatst. Door het naar beneden drukken van de hefbomen, wordt de band op de velgen getrokken terwijl de vakman er met een zware hamer op slaat. Het gaat hier om een smidswerktuig maar de wagenmaker had meestal ook bandhaken voor herstellingen waarvoor de smid niet nodig was. De heier gebruikt een bandhaak om de beslagring van de heipaal te...
Baggerlepel (m.)
Nadat de planten en het gras van de slootkant zijn gemaaid, worden de (kleine) sloten met de baggerlepel ontdaan van slib en vuiligheid die de waterstroom belemmeren. Het werktuig dient ook om vijvers en andere waterpartijen uit te baggeren. Het schoonmaken van de sloten gebeurt bij laag water, na een periode van droogte. Men begint hierbij bij het laagste punt en tegen de stroom in. De baggerlepel bestaat uit een lepelvormig werkend deel van staalplaat (lengte ca. 25-45 cm; breedte ca. 15-25 cm; hoogte ca. 8-15 cm) waarin gaten (diam. ca. 0,8-1,2 cm) zijn gemaakt. Door middel van een dille wordt het met een scherpe (ca. 45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 170-250 cm) bevestigd. Hierdoor gebruikt men de baggerlepel respectievelijk al trekkend en al duwend. Grote modellen (met scherpe hoek) worden verstevigd met een ijzerdraad die aan de uiteinden van de lepel en op ca. 15 cm van de steel worden vastgemaakt. Modellen die al duwend worden gebruikt, zijn soms...
Bandenlichter (m.)
De bandenlichter (1) is een metalen staaf met een gebogen uiteinde om een buitenband van een velg van een auto of fiets af te nemen of erop te leggen. Voor deze handeling worden doorgaans twee of meer exemplaren simultaan op verschillende plaatsen rond de velg gestoken. Een kleine knik aan het uiteinde van het werkend deel kan dienen om de bandenlichter achter een spaak vast te zetten. De metalen bandenlichter heeft een afgeplat uiteinde, soms met profiel om meer grip aan de handen te bieden. Modellen voor fietswielen zijn kleiner, tegenwoordig soms van plastic, en kunnen gecombineerd zijn met een alligatorbeksleutel tot een fietssleutel (alligatorbeksleutel). [MOT] (1) De term 'bandenlichter' kan volgens W.N.T. (s.v. band) ook duiden op een werktuig waarmee de heier een heipaal ontdoet van een heiband.
Beerlepel (m.)
Grote lepel met meestal een halfbolvormig (gegalvaniseerd) ijzeren schepblad (diam. ca. 25-30 cm) bevestigd aan een lange (ca. 120-140 cm) houten steel. Met de beerlepel wordt de gier of de beer uit de beerkuip geschept en verspreid over voornamelijk weiland. Soms wordt hiervoor ook een emmer of een oude klomp (1), vastgespijkerd aan een steel, gebruikt. Te onderscheiden van de stokemmer waarmee de beer uit de beerput in de beerkuip wordt geschept. Een gelijkaardige lepel, maar dan van koper en met een lange dille, werd in Duitsland in plaats van de blekersschop gebruikt (2). [MOT] (1) VAN DAM: 33 spreekt dan van een beerklomp. (2) ''Die grosse Wäsche'': 161.
Balsteker (m.)
Keukengerei met een metalen halve bol (ca. 0,5-3 cm) aan één of beide uiteinden van een recht hecht. Met de balsteker kan men balletjes draaien uit aardappelen, meloen, knolgewassen, boter, appelen en kaas en klokhuizen van halve appelen of peren verwijderen. Vaak is het gecombineerd met ander keukengereedschap zoals een botertrekker (1). Het is te onderscheiden van de ijslepel en van de comedonendrukker. Zie ook flesopener voor kroonkurk. [MOT] (1) Bv. BRIDGE & TIBBETTS: 43.
Ballastschop (v.)
Brede, licht holronde, rechte of puntige schop. Ze is van plaatstaal gemaakt. Doorgaans eindigt de korte steel in een D-handvat. De ballastschop dient om zand, grind, steenslag, kolen (zie stookschop) en dergelijke meer te verplaatsen. Zie zandschop (metselaar). [MOT]
Bandspreider (m.)
De garagehouder gebruikt de bandspreider om de binnenzijde van de buitenband na te kijken. Dit is nodig na elke reparatie aan de binnenband, aangezien het heel goed mogelijk is dat er nog scherpe delen door de buitenband steken. Ook breuken in de canvaslagen kunnen worden vastgesteld. Als de band niet te stug is, kan men hem met de handen uiteen te buigen. Bij grotere banden is een bandspreider noodzakelijk. Met de stelschroef is het mogelijk de bandspreider op elke stand vast te stellen. [MOT]