werktuig
Buizenlepel (m.)
Voor het leggen van draineerbuizen wordt eerst een sleuf één à twee steken
diep (en ca. 50-60 cm breed) uitgegraven met de tuinspade en de steekspade.
Na de losse aarde die de spade niet heeft kunnen opnemen, verwijderd werd
met een zandschop (metselaar), ook wel met een soort vlakke buizenlepel,
wordt de sleuf op diepte gebracht met de spade (holle). Met de buizenlepel
wordt tenslotte, zeer nauwkeurig en onder de vereiste helling, de bodem van
de sleuf afgewerkt zodat de buizen erop gelegd kunnen worden (zie leghaak);
de arbeider staat hierbij naast de sleuf. De buizenlepel bestaat uit een
holrond blad (ca. 25-35 cm lang en ca. 8-11 cm breed), dat naar de snede
toe soms iets wijder wordt (1). Dat werkend deel wordt met een scherpe (ca.
45°) of een stompe hoek (ca. 135°) aan een lange houten steel (ca. 140-300
cm) door middel van een dille bevestigd. Soms is de steel in het midden van
het blad bevestigd en er bestaan ook regelbare modellen (2). [MOT] (1)
Larousse agricole: 1.501. (2)...