Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,581 - 3,590 15,388 resultaten gevonden
Dekkersheugel (m.)
Zodra de dekker het stro of het riet op het dak gespreid heeft, legt hij er een bandroede (1) op. Om te vermijden dat ze voor en tijdens het binden van het dak zou glijden - en ook om het stro te persen - steekt de vakman er door het stro een dekkersheugel naast. De dekkersheugel bestaat uit een plat ca. 35-45 cm lang stuk ijzer met twee tot vijf diepe zijdelingse inkepingen, waarop een haakvormige stang van ca. 10 cm loodrecht gesmeed is. Een van de uiteinden eindigt in een punt, het ander steekt in een houten hecht of vormt een ring die als handvat dient. Een van de inkepingen haakt achter de lat, de kleine stang drukt de twijg naar beneden. Zo kan ze niet meer weg en is het samendrukken van de laag stro met de haakpriem en schoppriem gemakkelijker.De dekkersheugel wordt soms door houten mikken vervangen. Die houden de twijgen goed tegen maar drukken ze niet naar beneden. [MOT](1) Ook dekgaarde genoemd. Deze kan bestaan uit een wilgen twijg of een gegalvaniseerde stalen draad.
Dijkboor (v.)
Moet men het regen- of sneeuwwater op de akkerlanden snel afvoeren, dan kan men een gat boren door de dijk met behulp van een bijzondere grondboor, de dijkboor. Ze bestaat een uit een boorijzer (diam. 5-15 cm), dat guts- of schulpboorvormig (1) is, op een ijzeren stang (lengte ca. 180-320 cm; diam. ca. 3 cm) voorzien van een afneembaar ijzeren kruk (ca. 60 cm) (2). De meeste modellen kunnen verlengd worden door stangen (ca. 140-260 cm) in elkaar te steken en te bevestigen met een bout met moer. De lengte van de stang bij de dijkboor (ca. 140-260 cm) is langer dan bij de grondboor (ca. 80-150 cm). [MOT] (1) In dat geval is er aan het uiteinde vaak een haak (vgl. naafboor). (2) ''Landverbeteringen'' uit DAVID 1975a : 202, beschrijft een dijkboor waar de kruk niet op het einde van de stang bevestigd is. Dat uiteinde loopt door en er wordt een balk of plank tegen gedrukt, die werkt als hefboom en het indringen vergemakkelijkt.
Dekkersbijltje (o.)
Het dekkersbijltje is een licht bijltje - te onderscheiden van de leidekkershamer- van ca. 750 gr met oog en met rechte, betrekkelijk dunne steel (ca. 30 cm), waarvan het ijzer, bevestigd door één of twee veren, tegenover het blad in een vierkantig hamertje eindigt. De bovenzijde van het blad is doorgaans recht. In de onderzijde is dikwijls één (soms twee) inkeping(en) gesmeed om nagels uit te trekken. De snede is recht. Soms is heel het werktuig, steel inbegrepen, van metaal; het uiteinde van de steel wordt dan in lederen schijfjes gestoken of in een houten hecht. Deze vormen schijnen in onze streken echter weinig voor te komen. [MOT]
Dekkersdisseltje (o.)
Het dekkersdisseltje is een kleine, licht gebogen dissel van ca. 1 kg, met hamer, door de dekker gebruikt om met de hamer latten vast te nagelen en met de dissel een keep in de sporen te houwen, latten recht of op lengte te hakken enz. Het werktuig is te onderscheiden van het pannendekkershamertje (1) van ca. 500-800 gr met een licht gebogen afgeschuinde pen om pannen te houwen, en van de kaphamer (2) van de metselaar, die erop gelijkt. Beide laatste werktuigen hebben een langere steel. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Fr.: martelet. (2) POLLING: 29. Fr. frelet (ook gurlet: N.L.I.).
Diamantzeef (v.)
Diamantwerkers hanteren diverse modellen van de diamantzeef (1). De meeste dienen om diamanten te sorteren of om in een onderliggend recipiënt gruis op te vangen om verder te gebruiken bij het slijpen en zagen (2). Een model (bv. MOT V 2019.0260 a-b2) heeft schuin opstaande randen die passen onder een bijhorende machine bv. diamantsnijmachine om het afspringende gruis op te vangen.Een bijzonder model (bv. MOT V 2019.0224) bestaat uit een koker met een bijpassende reeks van enkele tientallen koperen kalibers waarmee verschillende steengroottes van edelstenen gesorteerd worden. [MOT](1) Te onderscheiden van de zeef om diamant te scheiden van bv. zand bij het opsporen of winnen van diamant.(2) Dit 'klateersel' wordt verder verpulverd tot bruikbaar diamantpoeder met een diamantvijzel.
Deegsteker (m.)
Bakkersgereedschap dat bestaat uit een rechthoekig (roestvrij) stalen blad - eventueel met één of twee afgeronde hoeken - dat aan de bovenzijde gevat is in een hecht uit hout of plastic. De deegsteker wordt gebruikt om het brooddeeg te verdelen en om de deegresten samen te schrapen. Het handwerktuig wordt soms ook gebruikt om ingrediënten door het deeg te mengen. Zie ook trogschraper, deegsnijder. Te onderscheiden van het schaafmes (steenbakker). [MOT]
Diepvriesmes (o.)
Getand mes (ca.20-30 cm) met een houten of plastieken hecht waarmee men diepgevroren voedsel kan snijden.  Het lemmet kan lange, puntige tanden of een brede, scherpe golfsnede hebben (vergelijk broodmes en sneeuwzaag).  Het kan ook aan de andere zijde een snede hebben waar bv. brood mee kan gesneden worden. [MOT]
Draadstriptang (v.)
De isolatiemantel van elektrische draden kan men met een draadstriptang knippen en aftrekken. De tang mag hierbij de kern echter niet raken en moet de mogelijkheid bieden het afgesneden stukje mantel te verwijderen. Er bestaan verscheidene oplossingen, die men tot drie groepen kan herleiden. Een draadstriptang met asgerichte trek houdt men in het verlengde van de draad. Men vat de draad tussen de kaken, vervolgens knipt men de mantel door en trekt men de mantel los. De kaken zijn ingesneden zodat ze geen druk op de kern uitoefenen. Men heeft één of twee inkepingen voor draad van verschillende dikte of één grote V-vormige inkeping met stelschroef; naargelang de diameter van de draad stelt men de schroef bij. Een draadstriptang met zijdelingse trek houdt men haaks op de draad. Men steekt de draad in één van de inkepingen tussen de armen, sluit deze en trekt de mantel van de draad. De armen tellen zo'n zestal ronde inkepingen met schuine wanden voor draden van verschillende dikte. Vaak heeft...
Draadtrektang (v.)
Draad van rekbaar metaal, bv. ijzer, goud of zilver, kan met behulp van een draadtrekijzer en een draadtrektang dunner gemaakt worden. Die draad wordt daarvoor telkens door een smaller gat van het draadtrekijzer getrokken. Men herhaalt de handeling zo vaak als nodig. De menselijke trekkracht kan rechtstreeks op de tang uitgeoefend worden of kan door middel van een draaikruk en tandraderen vermenigvuldigd worden. De draadtrektang heeft zware kaken waarvan de dikte en de grootte sterk kunnen variëren. Ze maken het mogelijk de draad in de as van de armen te vatten; voor een betere grip zijn de binnenvlakken gekarteld. De armen van de tang lopen niet parallel. Wanneer rechtstreeks met de hand gewerkt wordt, is het uiteinde van een arm omgebogen zodat makkelijker getrokken kan worden (1). Wanneer men via een draaikruk of bv. met waterkracht te werk gaat, zijn de uiteinden van beide armen omgebogen; een ring loopt over die beide armen (2). Wanneer hieraan getrokken wordt, komen de uiteinden...
Draadstripklem (v.)
De geverniste isolatiemantel van elektrische draden kan men met een draadstripklem verwijderen. Het kan een pincet zijn. Dit is een tang van kleine afmeting (ca. 8-12 cm), bestaande uit twee hefbomen van de derde soort. Met de getande, licht gebogen kaken - al dan niet vervangbaar (1) - schraapt men over de draad (ca. 0,5-1 mm). Hoe fijner de draad hoe fijner de tandjes moeten zijn. Om de draad niet te beschadigen, is op een van de armen soms een kort stangetje bevestigd dat dienst doet als stop. Een ander model bestaat uit twee scharnierende plaatjes, voorzien van elk twee uitsparingen en een houder. Voor dunne draden wordt het werkend deel verkort, door het in de hoogste uitsparing in te klemmen, waardoor de druk tussen de plaatjes verhoogd. Deze kan ook lichtjes worden bijgeregeld met een schroef die door de armen van de houder steekt. Zie ook draadstriptang. [MOT] (1) Bv. CIMCO: 28.