Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,451 - 3,460 15,388 resultaten gevonden
Vleeshakmes (eenhandig) (o.)
Keukengerei met een zwaar, meestal rechthoekig blad waarmee vlees in stukken gehakt wordt. Blad en handvat vormen één geheel, of het blad steekt in een houten handvat en neemt meer dan de helft van het totaalgewicht in. Zo valt het hakmes als het ware naar voren en naar beneden en maakt hij het hakken gemakkelijker. Het gewicht (300 gr - 3 kg) van deze vleeshakmessen varieert naargelang het werk dat ermee gedaan moet worden. Zware hakmessen bijvoorbeeld hakken moeiteloos de meeste gewrichten en beenderen door. Zie ook hakmes (hout), vishakmes en vleeshakmes (tweehandig). [MOT]
Vleespletter (m.)
Keukengerei dat gebruikt wordt om vrij taai vlees fijn en mals te slaan. Het kan volledig van hout zijn en vertoont dan gelijkenis met de wasklopper en de kurkenklopper. Het kan ook van metaal zijn; dit zwaarder model (ca. 700-1200 gr) heeft een vierkantig blad dat aan de benedenzijde plat is en twee scherpe randen heeft om het vlees na het pletten bij te snijden. Het kan geheel van metaal zijn of met een angel in een houten hecht steken. Zie ook vleeshamer en vleesvermalser (hand). [MOT]
Vleesvork (v.)
De vleesvork dient om stukken vlees of spek uit een kookpan te nemen of op te steken om ze te roosteren op het vuur. Het is een vork met twee, soms drie tanden en een lange - vaak haakvormig - steel (30 to 80 cm). Ze is meestal volledig uit ijzer vervaardigd. Bij een speciaal model staan de tanden haaks op de steel maar in hetzelfde vlak. Zie ook roostervork. [MOT]
Vleeshakmes (tweehandig) (o.)
Om slachtdieren in stukken te verdelen gebruikt de slager een zwaar (ca. 2-3 kg) en groot (ca. 70-100 cm) hakmes dat met twee handen gehanteerd moet worden. Het is een uitvergrootte versie van het eenhandig vleeshakmes dat door de slager en in de keuken gebruikt wordt. Zie ook slagerszaag. [MOT]
Vishakmes (o.)
Hakmes met een zwaar, langwerpig of gebogen blad dat in een recht hecht bevestigd is en waarmee vis in stukken gehakt wordt. Het is te onderscheiden van het vleeshakmes (eenhandig) omdat het lichter is en een afgerond, dunner blad heeft. De snede is recht of bolrond. [MOT]
Zaagzetijzer (o.)
Handwerktuig om een zaag te zetten, d.i. om de tanden op gelijke wijze te schranken (zie glossarium). Het is een ronde of rechthoekige plaat (1) met vier tot acht steeds bredere inkepingen, meestal op een korte steel (ca. 10 cm) bevestigd (vgl. snoekbek). Vroeger was het zaagzetijzer met een balkenrits gecombineerd, thans met een schroevendraaier. De vakman steekt een tand van de zaag in de inkeping waarvan de breedte overeenkomt met de grootte van de tand. Door een neerwaartse druk op de steel buigt hij de tand. Hij slaat een tand over en begint opnieuw over de hele lengte van de zaag; dan draait hij de zaag om en buigt de andere tanden. Met het gewoon zaagzetijzer wordt de hoek tussen de tanden en het blad met het oog geschat. Om gemakkelijker te kunnen werken, worden er zaagzetijzers met verstelbare geleider gefabriceerd. Daar het werktuig nog een grote vaardigheid vereist, wordt de voorkeur aan de zaagzettang gegeven. Zie ook zaagzethamer. [MOT] (1) Soms uit een schaafbeitel vervaardigd:...
Zaagzettang (v.)
De tanden van een zaag dienen geregeld gevijld (zie zaagvijl) en gezet te worden om te vermijden dat de zaag vastloopt tijdens het zagen. De tanden worden dan buitenwaarts om beurt naar links en naar rechts gebogen. Men kan dit o.a. doen met een zaagzettang. Deze buigt de tand wanneer men de armen dichtknijpt. De tangen kunnen vrij sterk verschillen van model tot model, maar de meeste tangen bieden de mogelijkheid om via schroeven de tang aan te passen aan de gewenste buigingsgraad en de grootte van de tand. Vroegere zaagzettangen daarentegen zette men op de tand. Men sloot de tang en boog de tand vervolgens door de tang naar beneden te drukken. De gehele tang werd dus gebruikt als hefboom en vaak belette een verstelbare geleider het te ver drukken. De voorloper van de zaagzettang is het zaagzetijzer. Een plat stuk ijzer met spleten paste op de tand en werd naar beneden gedrukt om de tand te buigen. Dit werktuig vroeg echter meer vaardigheid om de tanden in de juiste stand te buigen....
Zaagvijl (v.)
De zaagvijl (1) is een zoete of halfzoete (2) driekantige vijl om de zagen te scherpen. Er bestaan dergelijke vijlen met twee angels (3). Bij het scherpen wordt het blad van de zaag meestal in een vijlblok (zie glossarium) of een zaagzetklem geklemd. De Japanse zaagvijl (Japans: metateyasuri nokogiriyou) is ruitvormig. Zij wordt gebruikt na het zetten van de zaagtanden met de zaagzethamer of het zaagzetijzer. Het scherpen van de Japanse zagen gebeurt op dezelfde wijze als de westerse; enkel de hoek van de snede is verschillend. [MOT] (1) Bij het scherpen van een zaag wordt ook een blokvijl gebruikt om af te punten (zie glossarium); de rattenstaart wordt gebruikt om, bv. bij een trekzaag, de uitsparing tussen de tanden dieper te maken. Hier wordt niet gesproken van een "zaagvijl". (2) Op de zoete vijl is de afstand tussen de tanden 0,3 mm; op de halfzoete 0,5 mm (AERTENS: 16). (3) Bv. HASBUCK afb. 277.
Wielmoersleutel (m.)
Metalen dopsleutel (diam. 17 tot 23 mm) waarmee de wielmoeren van auto's (1) aan- en losgedraaid worden. Het kan om een enkele min of meer L-vormige dopsleutel gaan, al dan niet met een wigvormig geslepen hecht waarmee de wieldop verwijderd wordt. De enkele dop met booromslag komt ook voor. Minder courant is de enkele dop met druif, waar de twee armen ook dienen als vliegwiel en een losse top (de druif) het mogelijk maakt de sleutel snel te doen draaien. De wielmoersleutel kan ook een vierarmige kruisvormige sleutel zijn, met vier verschillende maten (2) of zelfs een zesarmige. Soms wordt een bougiesleutel gecombineerd met een wielmoersleutel. Zie ook ringsleutel voor wiel. [MOT] (1) Voor tractoren bestaan er wielmoersleutels met een diameter van 38 mm. (2) Men spreekt dan soms van kruissleutel.
Zaairol (v.)
Nadat men met de rijentrekker ca. 2-5 cm diepe zaaivoren heeft afgetekend, kan men met de zaairol in rijen zaaien zonder zich te bukken. De zaairol bestaat uit twee plastic wieltjes (diam. ca. 12 cm) met elk een opstaande rand (ca. 1,5 cm hoog; diam. ca. 7 cm) en voorzien van een 6-tal ruitvormige gaatjes. De zijkant van het wieltje is in de as verbonden met een dille waarin een dunne houten steel (ca. 100 cm) steekt. Het wieltje met stervormige verdeler wordt gevuld met zaad, meestal van groenten, en de opstaande randen worden zo verschoven dat de gaatjes groter of kleiner worden, afhankelijk van de grootte van het zaad. Door het geheel over de zaaivoor voor je uit te duwen, worden de kleine zaden op gelijke afstand gedeponeerd. Zie ook handzaaimachine. [MOT]