Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,421 - 3,430 15,388 resultaten gevonden
Steenvorm (m.)
Houten raam waarin de steenbakker de klei omvormt tot een gewenst baksteenformaat. De afmetingen ervan houden rekening met de krimp van de klei tijdens het drogen en bakken. Meestal is de steenvorm volledig uit hout gemaakt en bestaat ze uit vier plankjes (wilg, beuk, soms eik) die met een pen-en-gatverbinding worden samengehouden; die verbindingen worden met een toognagel vastgezet. De twee lange zijplankjes steken uit en zijn puntig afgewerkt om als handgrepen te dienen opdat de vorm makkelijk vastgenomen en weggedragen kan worden. Soms wordt de bovenkant van het vormraam beslagen om slijtage tegen te gaan (die bovenkant kan na het maken van enige duizenden stenen sleet vertonen veroorzaakt door het herhaaldelijk over en weer schuiven met de natte plaan. In de onderkant van de vorm is een inkeping om hem makkelijk te herkennen en om omwisseling van boven- en onderkant te vermijden. De onderkant moet immers goed vlak blijven om aan te sluiten op de beukenhouten steenmakersblok die op...
Steelschraper (m.)
De steelschraper, die vooral een schilderswerktuig is, wordt soms gebruikt om hout glad te schrapen, om het binnenste van een ton te reinigen, om aardewerkproducten af te werken enz. Het is een meestal driehoekig metalen plaatje (5-14 cm) met in het midden van het vlak een metalen staafje dat in een houten hecht steekt. Een van de zijden kan boogvormig zijn. Het werktuig onderscheidt zich van het staarttrekmes door het feit dat het vlak van het blad en dat van het bewerkt stuk haaks op elkaar staan. Zie ook glasafsteekmes en schuimschraper. [MOT]
Steenhouwersvuist (v.)
De steenhouwersvuist is een zware hamer met rechthoekig, soms licht naar de steel toe gebogen, ijzer met vierkante banen. Het ijzer zit gevat in een korte (ca. 13-25 cm) houten steel. De lange zijden zijn soms licht uitgehold ter hoogte van de steel (1). De steenhouwer gebruikt de steenhouwersvuist om op de beitels met smalle kop (2), of op een klopboor (zie klopboor (pijp) en klopboor (beitel)) te slaan. Ook bij het afsplijten van een steenblok van de juiste maat en vorm; één voor één worden dan een aantal wiggen op een rechte lijn en op enige afstand van elkaar in het steenblok geklopt totdat de twee gedeelten van de steen van elkaar losgespleten zijn. Zie ook metalen steenhouwersklopper. [MOT] (1) Die uithollingen zouden zorgen voor een betere verdeling van de slagkracht op harde steensoorten zoals graniet (MERCUZOT: 221). (2) Wanneer de beitelkop breed is, wordt een houten steenhouwersklopper gebruikt.
Steenhouwershamer (houten) (m.)
Houten hamer die bij het bewerken van steensoorten met een beitel wordt gebruikt. Hij heeft een ronde of rechthoekige (1) doorsnede en omdat de slag doorgaans van de pols uitgaat, lopen zijn banen niet evenwijdig maar schuin ten opzichte van elkaar. De steel is kort (ca. 15 cm) en eindigt in een bol (2). Soms raadt men azijnhout aan voor hardsteen, palmhout voor zandsteen en beukenhout voor kalksteen (3). De hamer kan ook voorzien zijn van twee beslagringen (4). [MOT] (1) Bv. ''Taille de la pierre'': 24. (2) Zie in ''Taille de la pierre'': 24 een houten steenhouwershamer met langere steel en zonder bol. (3) JELLEMA: 45. (4) BESSAC: 161.
Steenslagvork (v.)
De spoorwegarbeider gebruikt een steenslagvork om steenslag te scheppen dat nadien onder de rails worden gestopt met een stophouweel. Ook de wegenwerker en de tuinier gebruiken de steenslagvork om respectievelijk de wegen en de tuinpaden met de aangevoerde steenslag of grind te verharden. De steenslagvork heeft ca. 8-10 lange, in doorsnede vierkantige, gebogen tanden (lengte ca. 30 cm) die relatief dicht bij elkaar staan (ca. 2-3 cm) over een breedte van ca. 22-32 cm. De tanden aan de buitenzijde staan iets meer naar voor. Meestal is het werkend deel door middel van een dille bevestigd aan een bol-, T- of D-steel (ca. 100-135 cm). De steenslagvork is te onderscheiden van de steenkoolvork die langere tanden heeft en ca. 20-50 cm breed is, en van de aardappelschepvork met knoppen op de uiteinden van de tanden. [MOT]
Steenzaagje (v.)
Het steenzaagje (1) is een kleine handzaag met houten hecht en metalen blad om inkepingen te zagen in zachte steensoorten zoals mergel. Er bestaan diverse modellen, qua constructie vaak gelijkend op handzagen voor hout maar in tegenstelling tot die laatste zijn de tanden van steenzaagjes nooit gezet (= om en om naar buiten gebogen). De meeste hebben een tegenliggend blad aan een houten blok met ronde of ovalen uitsparingen, waar één of beide handen of enkele vingers in passen om het werktuig stevig te grijpen. Dit onderscheidt hen onder meer van de fineerzaag en groefzaag. [MOT] (1) Te onderscheiden van de steenzaag met groot formaat, die in de steengroeve vaak door twee personen wordt gehanteerd. Grote modellen van steenzagen gelijken sterk op grote types houtzagen zoals de trekzaag maar zijn anders getand.
Steenhouwersklopper (metaal) (m.)
Metalen hamer waarvan de korte steel (ca. 10 cm) in het midden van de basis van een cilinder of de top van een afgeknotte kegel steekt, zoals bij de houten steenhouwersklopper. Hij kan ook vierkantig zijn met banen die wijder uiteenlopen naar het kopeinde toe. Met deze hamer kunnen krachtige slagen gegeven worden en hij wordt voornamelijk gebruikt op harde steensoorten in combinatie met een beitel. Zie ook steenhouwersvuist. [MOT]
Steekspade (steenbakker) (v.)
Om klei te delven, wordt een spade gebruikt met korte T-steel en een klein ijzeren blad dat in hetzelfde vlak ligt als die steel. De steellengte is aangepast aan de gebruiker; de lengte van het blad neemt af naarmate de delver de klei dieper uitgraaft (van ca. 18 tot ca. 12 cm). De arbeider duwt de spade krachtig in de grond zonder zijn voet te gebruiken. Daarom zorgt hij ervoor dat de snede steeds scherp is en brengt hij regelmatig een bezoek aan de smid. [EMABB]
Steenboorschaaf (v.)
De stukadoor gebruikt de steenboorschaaf om nog vochtig lijstwerk uit gips glad te schaven en sponningen uit te schaven om een bepaald profiel aan de sierlijst te geven. De steenboorschaaf is een lange (ca. 35-50 cm), smalle (ca. 3-6 cm breed blok; ca. 1-7,5 cm brede beitels) schaaf waarvan de beitel op de schuine (ca. 35°) voorzijde van het blok is bevestigd door middel van schroeven die in een ingewerkt plaatje draaien. De beitel kan een rechte, schuine, holle of bolle snede hebben (1). Achteraan het blok is een gleuf voorzien dat als handvat dienst doet. Zie ook steenschaaf en neusboorschaaf. [MOT] (1) Bv. GOLDENBERG: 148.
Steekspade (v.)
Spade met lang (ca. 30-40 cm) en smal (ca. 10-17 cm) blad, met dille of veren, dat licht gebogen staat ten opzichte van een T- of D-steel (70-95 cm). Om gemakkelijker in de grond te kunnen dringen, is de snede van het blad vaak licht gebogen en versmalt het meestal een tweetal centimeter naar onder toe (1). Bovenaan is het blad soms voorzien van een voetsteun om de schoen van de gebruiker niet te beschadigen. Om te voorkomen dat de kleigrond aan het blad blijft kleven, wordt dat laatste voor elke steek in een emmer water gedompeld; soms worden er met een hamer deuken in de holle zijde van het blad geslagen (2). In de 19de eeuw werd in de lichte grond naast de stalen steekspade ook nog een houten, met beslagen blad, gebruikt (3). Uitzonderlijk wordt in plaats van de steekspade soms een verlengstuk bovenaan op het blad van de tuinspade bevestigd om dieper te kunnen spitten (4). Een steekspade dient om te graven of diep te spitten, d.i. de grond twee, drie of vier steken diep om te werken...