Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,301 - 3,310 15,388 resultaten gevonden
Pootboor (v.)
In tegenstelling tot het poothout wordt met de pootboor een gat in de grond gemaakt door deze te verwijderen. Het gat is steeds even groot en diep. Ideaal voor het (ver)planten van (grotere) bolgewassen en planten waarbij de wortels niet ontbloot mogen worden. De pootboor is ofwel een holle, al dan niet gesloten (1), metalen cilinder van verschillende diameter (ca. 4-18 cm) - soms boven iets wijder dan onder - met bovenaan een ijzeren, houten of plastic handvat, waartussen zich al dan niet een steel (ca. 20-40 cm) bevindt. Bij sommige modellen bestaat de cilinder uit twee helften die langs beide zijden door scharnieren met elkaar zijn verbonden. Langs één zijde heb je de mogelijkheid om een stalen pen uit de scharnier te verwijderen zodat de cilinder opendraait (2). Bij andere modellen, waar de snede door tandjes kan vervangen zijn, bestaat de cilinder uit twee helften die van elkaar verwijderd kunnen worden (3)(zie ook planttang). Aan de buitenzijde van de cilinder kan een maatverdeling...
Priem (m.)
Handwerktuig om gaatjes in hout (1) te steken. Het gaat om een ronde of vierkantige, soms driehoekige metalen punt van ca. 5-20 cm, die in een houten of kunststof hecht van ca. 10-15 cm steekt. De Japanse priem (Japans: tatsupu horuda) is kegelvormig en lijkt op het splitsijzer. Ze is zo'n 14 cm lang en ongeveer 2,5 cm dik. Het houten handvat past in een dille. Er wordt op de priem in de theorie niet geslagen, behalve met de hand. Ze wordt enkel gebruikt om kleine en ondiepe gaten te maken, bv. voor schroeven. Niet zelden vervangt ze de afschrijfpunt. [MOT] (1) Om gaten in leer te steken, gebruikt de leerbewerker een els. In een zeil steekt de zeilmaker een zeilpriem.
Prikstok 1 tand / Prikstok 3 tanden (m.)
De prikstok met 1 tand wordt gebruikt om bespannen ossen aan te sporen of bij te sturen; de landbouwer loopt dan meestal naast de voorste ossen mee (1). In de Camargue (Frankrijk) wordt een prikstok met 3 tanden gebruikt om runderen of paarden bijeen te drijven door ze te prikken of te bedreigen. De prikstok met 1 tand is een lange (ca. 140-300 cm) stok, veelal uit hazelaar of lijsterbes, waarbij één uiteinde is aangescherpt tot een punt, of voorzien is van een fijne ijzeren punt, meestal een afgeknipte spijker. Het werkend deel van de prikstok in de Camargue bestaat uit drie korte (ca. 3 cm) tanden, verdeeld over een breedte van ca. 10 cm, met een dille (ca. 10 cm lang) waarin een steel van ca. 2-3 meter steekt. Soms is de prikstok met 1 tand gecombineerd met een ploegstok (2). [MOT] (1) Wanneer de Lappen op hun slee met 2 lopers zitten, maken ze gebruik van een lange (ca. 4 m) prikstok om de rendieren te mennen. (2) Bv. LEGROS: 113.
Potlood (o.)
Het potlood is een algemeen bekend voorwerp maar de houtbewerkers gebruiken doorgaans een plat potlood en geen rond (1), dat niet wegrolt. Om het gemakkelijker in de spaanders weer te vinden is het meestal rood geschilderd. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Volgens LEBEER: 165 is het potlood plat voor de stoelenmaker en rond voor de schrijnwerker.
Prikradertje (schoenmaker) (o.)
Het prikradertje (ca. 20 cm lang) van de schoenmaker heeft een metalen wieltje (ca. 2 cm doorsnede) met scherpe puntige tanden, dat in een U-vormig beugeltje aan het uiteinde van een metalen schacht bevestigd is; de schacht zit met een angel bevestigd in een houten hecht. Het wordt gebruikt om op het leder de gaatjes te markeren waar later de els doorheen moet. De afstand tussen de tandjes varieert naargelang de gewenste afstand tussen de steken. Zie ook prikradertje (zadelmaker) en prikradertje (voor sjablonen). [MOT]
Slijpsteen (m.)
Fijnkorrelige cilindervormige zand- of kunststeen (10-80 cm), op een as geplaatst, voor het slijpen van gereedschappen (1). Aan één uiteinde van de as is een draaikruk bevestigd zodat de steen met de hand in beweging gebracht kan worden. De steen draait in een bak (2) met water om het slijpsel af te voeren en zo de steen proper en scherp te houden. Het water zou er ook voor zorgen dat het stuk koel blijft. Het geheel wordt vaak op een onderstel bevestigd; andere kunnen opgeborgen worden in een houten koffer. De rondtrekkende scharenslijper gebruikte meestal een slijpsteen die op een stootkar, kruiwagen of fiets stond. Sommige slijpstenen worden ook wel met de voet, met behulp van een pedaal, aangedreven. In dat geval kan de slijper zelf de steen in beweging brengen, anders moet dit werk door een tweede persoon uitgevoerd worden. Sommige slijpstenen hebben ook een houten of ijzeren steun om het werktuig vast te zetten terwijl het geslepen wordt. Na het slijpen mag de steen niet in het...
Smeedtang (v.)
De hitte en de trillingen veroorzaakt door het hameren, dwingen doorgaans de smid het bewerkt stuk met behulp van een tang te grijpen. Om het stuk zo goed mogelijk te houden, moet het werktuig het stuk nauw omsluiten. Vandaar de zeer verschillende vormen van de bek. De gewone smeedtang met platte bek heeft twee rechte kaken die in de lengte een groef vertonen voor een betere grip en eventueel ook om kleine ronde voorwerpen vast te houden. De smid beschikt over een stel van dergelijke tangen. Bij de eerste komen de twee kaken tegen elkaar wanneer de armen samengeknepen zijn, bij de volgende, blijven ze op een bepaalde afstand zodat dikkere stukken gevat kunnen worden zonder dat de armen te wijd van elkaar komen te staan. Bij de holle tang zijn de kaken in de lengte hol. Naargelang ze ronde of vierkantige stukken moeten houden, zijn ze zelf rond of vierkantig. Andere tangen met ronde bek maken het mogelijk moeren, schijven e.d.m. te smeden. De U-vormige kaken zijn bestemd voor platte stukken....
Sluitingssleutel (m.)
De sluitingssleutel is een kleine metalen sleutel met een V-vormige sleuf. Hij wordt voornamelijk op boten gebruikt om vastzittende harpsluitingen aan kabelkettingen los te maken. Dat zijn metalen sluitingen tussen uiteinden van twee kettingen. Ze hebben de vorm van een hoefijzer met twee ogen, waar een sluitbout of pinnetje doorgaat en stevig vastzit. Om dit pinnetje los te maken, schuift men de harpsleutel over het uitstekende deel. De harpsleutel wordt onder meer gebruikt door watersporters en (zee)scouts. Hij is voorzien van een oog om hem vast te maken aan andere scheepswerktuigen. Hij kan onderdeel zijn van een zeemansknipmes en is vaak gecombineerd met een schroevendraaier en flesopener voor kroonkurk. [MOT]
Smeltkroes (m.)
Een smeltkroes is een recipiënt waarin metaal wordt gesmolten om te solderen of te gieten. Om hem uit het vuur te nemen, gebruikt men een kroestang. Bij fijnere beroepen met kleine hoeveelheden metaal zoals de edelsmid en prothesist is het een klein metalen vuurvast kommetje (ca. 4-7 cm doorsnede) met of zonder pootjes, eventueel met een handvat en een uitschenktuitje. Voor het gieten gebruikt de edelsmid een smeltlepeltje. In metaalgieterijen gebruikt men voor vloeistofmassa's van meer dan 10 kg grote modellen van smeltkroezen met een steel tot 1,5 meter of modellen zonder steel die in een grote draagbeugel worden geplaatst en met twee personen gevat (1). [MOT] (1) DUPONTCHELLE, J.: Manuel pratique de fonderie, 1914, 114.
Slöjdmes (o.)
Het slöjdmes is maar één van de handwerktuigen die men in het Zweedse slöjdonderwijs gebruikt (1). De rug van het lemmet loopt recht door tot aan de punt, terwijl de snede in lichte boog richting punt buigt. Een ander model slöjdmes is voorzien van een ''drop-pointlemmet'': een breed gevormd lemmet dat min of meer symmetrisch in een punt uitloopt. Het houten hecht is breder (tot 3 cm) dan het lemmet en ligt goed in de hand. De houtsnijder gebruikt dit scherpe mes om hout te snijden en te kerven, in het bijzonder bij sierhoutsnijwerk. Naast dit mes wordt tijdens het slöjdonderwijs gebruik gemaakt van passer, hamer, beitel, zaag, enz. Zie ook het steekmes (houtsnijder) en het kerfmes. [MOT] (1) VAN DALE: 2617 slöjd is een onderwijsmethode die zich de alzijdige ontwikkeling van het kind ten doel stelt en deze tracht te bevorderen door het te laten werken met karton, klei en hout, LEFEBURE: 155-166.