werktuig
Nietenkapper (m.)
Volledig metalen werktuig met aan een uiteinde een kort (ca. 2,5 cm) blad,
driehoekig in doorsnede en meestal voorzien van een enkele vouw, en aan het
andere uiteinde een driehoekvormig afgeplatte punt dat als
hoefijzerdoorslag (1) wordt gebruikt, of een onderkapper. Soms bestaat het
werktuig enkel uit het kort blad en het handvat uit twee stukken hout die
op een tong bevestigd zijn. Bij het afnemen van het oude hoefijzer worden
eerst de 'nieten', dit zijn de omgebogen uiteinden van de hoefnagels, met
de nietenkapper afgeslagen zonder de hoornwand te beschadigen. Daarna vat
de hoefsmid het hoefijzer met de kaken van de hoeftang. De snede van de
nietenkapper wordt onderaan tegen de niet gezet, het vlakke deel tegen de
hoef, zo dat men met een slag van de hamer op de nietenkapper de 'niet'
omhoog buigt en al dan niet afslaat. [MOT] (1) Dit om onafgewerkte
nagelgaten in het verhitte hoefijzer te openen of groter te maken.