werktuig
Onderzadel (o.)
Het onderzadel bestaat uit een ijzeren blok met goot, meestal in de vorm
van een halve cilinder (diam. ca. 1-10 cm), en een korte pen (ca. 8-10 cm)
die in het gat van het aambeeld steekt. De smid gebruikt een onderzadel, al
dan niet in combinatie met een bovenzadel, om ijzeren staven op een
bepaalde maat rond te smeden - zoals bijvoorbeeld bij het wellen van
schakels voor een ketting - of een bepaalde vorm, gelijk aan de vorm van
het zadel, te geven - zoals bijvoorbeeld het smeden van een rond uiteinde
aan een staaf. Het verhitte werkstuk wordt in het onderzadel gelegd en met
een smeedhamer in de juiste vorm geklopt. Bij het smeden van kleine stukken
gebruikt de smid een zadeltang. [MOT]