Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 3,041 - 3,050 15,388 resultaten gevonden
Lijnwerkershaak (m.)
Bovengrondse telefoonlijnen worden doorgaans door een arbeider die op de palen staat, op de steunen van de isolatoren getrokken met behulp van een touw met een haak. Wanneer dat mogelijk is, wordt de lijn van op de grond op die steunen gelegd met behulp van een stok van 3- 4 m, al dan niet uit een stuk. Het werkend deel bestaat uit een gaffeltje of uit een samenstelling van gaffeltje en haak; de haak maakt het mogelijk werktuig én lijn op te hangen tijdens de bewerkingen. Op een bijzonder model is er aan het ander uiteinde een hamer gemonteerd waarmee duimen ingedreven kunnen worden: "Le marteau sert à fixer les clous supports, à hauteur, dans les appuis naturels appropriés (arbres, poteaux, corniches, linteaux, etc.) et à les en arracher. Cet outil spécial porte, du côté a, un logement dans lequel se maintient le clou support, ce qui permet d'enfoncer celui-ci d'un seul coup à la volée en tenant la hampe par l'extrémité opposée au marteau sans qu'il y ait danger de voir le clou sortir...
Lattentrekker (m.)
Bij het oogsten van tenen, d.i. één en tweejarige essen- en wilgentwijgen, in snijgrienden (zie rijshaak) gebruikt men een griendhakmes (1) of een lattentrekker. Met een trekkende opwaartse beweging worden de tenen gesneden (2) van de stoel. Dit in tegenstelling tot de rijshaak waarmee de loten worden afgehakt. De lattentrekker wordt tevens gebruikt in de hakgrienden om de twijgen af te snijden die te dun zijn voor de rijshaak. De lattentrekker bestaat uit een tamelijk dik (ca. 3 mm) sikkelvormig blad (lengte ca. 20-30 cm; breedte ca. 5 cm; gewicht ca. 350 gr) dat door middel van een angel met een steel van ca. 30 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Sommige modellen gelijken op het hakmes (hout). Een ander model lattentrekker, ook wel zware bandhaak genoemd, is in zijn geheel iets korter (ca. 40 cm) en heeft een minder zwaar blad dat bovendien smaller is (lengte ca. 12-15 cm; breedte ca. 4 cm; gewicht ca. 260gr). Dit model wordt voor de dunnere (éénjarige) twijgen aangewend....
Loodklopper (m.)
De loodklopper is een langwerpige (ca. 30-35 cm) monoxiele klopper met een rechte steel die gebruikt wordt om bladlood te bewerken en effen te slaan. Het gedeelte waarmee men klopt, kan bovenaan halfrond zijn en onderaan zowel vlak als in de lengte gebogen ofwel rechthoekig zijn, vlak of gebogen. In het laatste geval lijkt hij enigszins op de wasklopper en de kurkenklopper, maar hij is smaller (ca. 5-7 cm). De loodklopper kan ook driehoekig van doorsnede zijn, zodat makkelijker in hoeken gewerkt kan worden. Doorgaans is hij van azijnhout. Zie ook grondstamper. [MOT]
Lepelmes (o.)
Het lepelmes (1) is een mes waarvan het lemmet niet in één vlak ligt maar zijdelings gebogen is om hout uit te hollen, bv. bij het snijden van lepels, schoppen e.d.(2) Het gebogen blad kan U-vormig of O-vormig zijn en bevestigd zijn op een rechte of een gaffelvormige (3) steel. Er bestaan verschillende modellen en hanteerwijzen, de steel kan lang (tot 50 cm) of kort zijn (4). In het eerste geval wordt hij op de schouder of onder de oksel geplaatst (5). In het tweede wordt hij met één of beide handen vastgehouden (de kattsak van de Lappen) (6). Die hanteerwijzen hebben tot doel meer kracht en nauwkeurigheid te bekomen. Het lepelmes is gemakkelijk te onderscheiden van het staarttrekmes door de richting van de beweging. Deze is zijdelings in het eerste geval, en asgericht in het tweede. [MOT] (1) Tech-term: 8.16g. Wellicht ook schoppemes (VADER: 14). (2) Zie DU BREUIL : 940: een groot lepelmes om rotte delen van de olijfboom uit te snijden. (3) Bv. NORMAN: fig. 11c en 12d. (4) Bv. MANGA:...
Lisijzer (o.)
Het lisijzer is een ijzeren staaf van ca. 50 cm waarvan het gaffelvormig uiteinde haaks omgeplooid is. Het handwerktuig dient om bodem en duig van elkaar te trekken om werk of bladeren van de duikelaar (Typha) of de lisbloem (Iris pseudacorus) in de kroos te stoppen wanneer de kuip lekt. Dat gebeurt met behulp van een houten of metalen kuipersstopmes. De kuiper verwijdert de laatste hoepels, plaatst zijn lisijzer schrijlings op de top van de duigen en duwt op het uiteinde van de steel zodat een duig naar buiten buigt. Sommige kuipers gebruiken hiervoor de hoepelhaak (1). [MOT] (1) Bv. LEGROS 1949: 186.
Loodboor (v.)
De loodboor is een boor (ca. 10-15 cm lang) met een blad in de vorm van een halve kegel en een T-handvat en die lijkt op een kleine naafboor. De loodgieter gebruikt de loodboor om gaten in loden buizen te vergroten of van bramen en ongelijke kanten te ontdoen. [MOT]
Lodenpijpsnijtang (v.)
Met een pijpsnijtang kan men loden pijpen doorsnijden zonder ze plat te drukken. Men vat de pijp zonder al teveel druk en draait de tang rond de pijp. Zo snijdt men het lood door. De kaken kunnen opengeschroefd worden om de bladen te verwisselen. Om twee loden pijpen in elkaar te zetten, gebruikt de loodgieter soms een opruimtang. [MOT]
Loodhamer (m.)
De loodhamer is een houten hamer met tonvormige of conische kop (ca. 6-10 cm doorsnede) die de loodgieter gebruikt voor het strekken, d.i. het glad slaan en uitstrekken van bladlood (1). De loodhamer is meestal van palmhout. [MOT] (1) De loodgieter kan ook een houten hamer gebruiken waarvan het éne uiteinde van de kop dient voor het strekken en het andere uiteinde voor het rekken (VAN HOUCKE: 308).
Oesteropener (m.)
Oesters hebben sterke sluitspieren; bij het koken gaat de schelp open. Om levende oesters te openen, gebruikt men een oestermesje of een oesteropener. De laatste heeft een hefboom met een driehoekig spits uitsteeksel, die bevestigd is aan een rechthoekige (ca. 15-50 cm bij 13-25 cm) plank of plaat. Op deze plank is er een halfrond opstaand metalen randje waartegen de oester gelegd wordt. Men beweegt de hefboom horizontaal naar de oester toe en het spits uitsteeksel zal in de schelp binnendringen en deze openen. Een ander model bestaat uit een plastic lapje – bevestigd rond hand en pols – waarmee je de oester in de hand neemt. Het is voorzien van een ring (1) waar het haakje van het oestermesje in past. Zo heb je een hefboom om de punt van het mes gemakkelijk in het scharnier van de oester te steken terwijl je hand beschermd is. Zie ook zakmes. [MOT] (1) De ring zit links bij linkshandigen of rechts bij rechtshandigen.
Onderkapper (m.)
Werktuig waarbij hecht, al dan niet uit metaal, en gutsvormig werkend deel meestal een hoek van 90° vormen. Er bestaan ook modellen met in plaats van het hecht een tweede gutsvormig werkend deel van verschillende breedte of waarvan een uiteinde vervangen is door een nietenkapper. Bij het beslaan van een paard gebruikt de hoefsmid de onderkapper om een stukje hoorn uit de wand, vlak onder de omgebogen en afgeknipte nagels, te kappen om te voorkomen dat de niet (dit is het uiteinde van de nagel) na het omnieten (zie hoeftang), buiten de wand zal steken. Het omslaan of omnieten gebeurt om het vastzitten van de nagel te bevorderen. "Bij gevoelige voeten wordt gebruik gemaakt van de nietentang; dit is een zeer nuttig werktuig, waarbij men voor het omnieten den hamer kan missen. Elk militair hoefsmid moet dan ook voorzien zijn van een nietentang en is verplicht deze bij gevoelige voeten aan te wenden" (1). [MOT] (1) KROON & GALLANDAT HUET: 164.