Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 2,891 - 2,900 15,388 resultaten gevonden
Schoenmakersrasp (v.)
De schoenmakersrasp is een rechthoekige rasp (ca. 2 cm breed; ca. 20 cm lang) zonder handvat, waarvan de twee helften in tegenovergestelde richting raspen. De schoenmaker gebruikt deze rasp om de zolen, de zoolranden en de hielen te effenen en af te werken. De korte zijden zijn meestal afgerond; soms is één korte zijde recht. Er zijn ook modellen waarvan één zijde gegroefd is als een vijl. Zie ook pinrasp. Te onderscheiden van de hoefrasp. [MOT]
Tang voor bijenramen (v.)
Voor het verzamelen van de honing of het controleren van de bijenkasten kunnen (1) de ramen, nadat ze met de bijenraamheffer lichtjes zijn losgewrikt, met een tang voor bijenramen uit de kast worden genomen. Een tang voor bijenramen waarbij de ramen langs de bovenzijde uit de kast worden genomen is een U-vormig werktuig uit twee scharnierende gelijke delen. De uiteinden zijn afgeplat en lichtjes omgebogen of vormen een haak. Het werktuig is meestal voorzien van een veer en is soms gecombineerd met een bijenraamheffer. Een tang voor bijenramen voor kasten met achterbehandeling, d.i. waarbij de raten via de achterzijde worden uitgenomen, en met warme bouw (2) bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort (totale lengte = 26 cm), die rond een op ca. een derde van hun lengte geplaatste spil draaien. De platte bek staat haaks op de armen die voorzien zijn van een bladveer. MUSSCHE: 20 vermeldt een gecombineerd werktuig in gepolierd staal met hefboom. Het dient om de ramen los te maken en uit...
Tandbeitel (m.)
De tandbeitel is een beitel (ca. 14-30 cm) met een verbreed, afgeplat en getand uiteinde en die volledig van metaal is of een houten hecht (1) heeft. Het aantal tanden ligt tussen 2 en 20 en ze kunnen rechthoekig, trapezoïdaal of driehoekig van vorm zijn - afhankelijk van de hardheid van de te bewerken steen - en in een rechte of een gebogen lijn staan. Naast de vaste tandbeitel bestaat er ook een tandbeitel met inzetstuk (2). Na het voorbewerken van de steen met de puntbeitel gebruikt de steenhouwer de tandbeitel in combinatie met de houten steenhouwersklopper of de metalen steenhouwersklopper om te nivelleren. [MOT] (1) Tandbeitels met houten hecht (en stompe tanden) worden meestal gebruikt voor zachte steensoorten. (2) Bijv. JANSE: 125.
Takkenbosvork (v.)
Met een takkenbosvork laadt de griendwerker takkenbossen of een wiep. Dat laatste gebeurt met meerdere werkers tegelijk. Zij bestaat uit een korttandige gaffel met dille en een houten steel (ca. 90 cm). De bakker gebruikt de takkenbosvork om de takkenbossen in de oven te plaatsen en vooral om het hout in de oven te spreiden. Dit model heeft een langere steel (ca. 1-2 m) die in een lange dille steekt (zo’n drie maal langer dan het werkend deel). De lange dille verhindert het verbranden van de steel. Zie ook rakelijzer. [MOT]
Tafelmes (o.)
Het tafelbestek bestaat in West-Europa traditioneel uit een drietal essentiële onderdelen, nl. het tafelmes, de eetvork en -lepel. Het blad van het tafelmes is tegenwoordig vervaardigd uit roestvrij staal. Vroeger bestond het uit ijzer dat op de messenplank blank geschuurd werd. Het hecht is van hard hout (ebben- of palissanderhout), ivoor, hoorn, plastic of metaal. In dit laatste geval bestaan lemmet en hecht vaak uit één geheel. Tafelmessen met breed (ca. 2,5 cm) en afgerond lemmet zonder zaagtandjes zijn eerder voor het smeren (bij het ontbijt) bedoeld, de tafelmessen met zaagtandjes en smaller uiteinde worden meer voor het snijden gebruikt (bij ontbijt, middag- en avondmaal). [MOT]
Tang voor handtas-armaturen (v.)
Om de randen van het leder te beschermen en om de bevestiging van handvatten en sluitstukken mogelijk te maken, worden handtassen soms voorzien van een armatuur. Er bestaan verschillende tangen om dit armatuur aan te brengen. Zij hebben allemaal een haakvormige bovenkaak die recht naar beneden geplooid is en met het uiteinde op de rechte benedenkaak terechtkomt. De haakvormige bovenkaak heeft steeds een andere vorm afhankelijk van het doeleinde. Zo kan deze wigvormig zijn om de U-vormige groef van het armatuur te openen zodat het leder erin kan geplaatst worden. Dat gebeurt met een tang met een dunne bovenkaak; het leder wordt over de kaak geplaatst, het armatuur wordt tussen de kaken gevat en het leder wordt in het armatuur geduwd. Het armatuur wordt dichtgeknepen met een tang met een dikkere, in doorsnede rechthoekige haakvormige bovenkaak. [MOT]
Tandenbreker (m.)
Wanneer de tanden van een paard geïnfecteerd raakten, gebruikte de dierenarts of hoefsmid soms een tandenbreker (1) om het uitstekend deel van de tand in de mond te breken. Het gaat om een metalen staaf van 70 à 100 cm lang met een, meestal uitschuifbaar, recht of T-vormig handvat. Aan het uiteinde is er een metalen plaatje met twee vierkante gaten, soms met smalle mesjes tussen beide (2). Dit werkend deel wordt horizontaal rond en tegen de kies geplaatst. Met een enkele stevige klap op het hecht breekt het werkend deel de kies. Er bestaan ook beitelvormige modellen (3). Nadien werd de tand bijgewerkt met een kiezenrasp. [MOT] (1) Eigen Nederlandse benaming onbekend. Vertaling van het Franse casse-dents. (2) BOUCARD 2006: sv casse-dents, piston, rabot odontriteur. (3) Handelscatalogus John Reynders & Co., Veterinary instruments, 1883: 23-24.
Tandentang (v.)
De tandarts beschikt over een stel - een minimum van tien - tangen om de tanden uit te trekken. De richting van de bek, zijn openingswijdte en de vorm van de kaken zijn telkens aangepast aan bepaalde tanden. Er bestaan tangen voor de bovenste en voor de onderste tanden, voor de linker- en voor de rechtertanden, voor de snij- en de hoektanden, voor de maaltanden en voor de wijsheidstanden. [MOT]
Suikerdeeggieter (m.)
Om vlug een groot aantal pralines te vullen en om suikergoed te gieten in het bakje gevuld met stijfsel (zie chocoladevorm) gebruikt men een suikerdeeggieter. Hij bestaat uit een plaatijzeren recipiënt dat uitmondt in 4 à 7 conische tuiten, en is voorzien van een handvat, eventueel met haakje. [MOT]
Veerploeg (v.)
De veerploeg (1) dient om groeven tot 12-15 cm van de rand van een plank te schaven. Ze bestaat uit een grote geleider die door twee vierkantige houten staafjes of door twee houten schroeven verbonden is met een groefschaaf maar ook soms met een messingschaaf (2), een puntschaaf, een boorschaaf, een nootschaaf enz.(3). De geleider wordt op de gewenste afstand van de schaaf gesteld en bevestigd door twee wiggen (op staafjes) of vier houten moeren (op schroeven). Om beide stukken evenwijdig te houden wordt er soms een kruis tussen geplaatst (4). Een houten of metalen (ijzer of koper) geleider bepaalt de diepte. De onderste zijde van de breedtegeleider is doorgaans over de hele lengte uitgehold. Zo kan de vakman het werktuig vatten zonder zijn vingers te kwetsen. [MOT] (1) Het verschil tussen de veerploeg en de zolderploeg (Tech-term: 18) is niet duidelijk. Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen de veerploeg die een groef voor een messing maakt, en de Brusselse veerploeg (bv. RAUWERDA...