werktuig
Grasschaar (v.)
Schaar waarmee men makkelijk grasranden - bv. langs tegels, een boom of
schutting - dus plekjes waar de grasmachine moeilijk bijkan, afknipt. De
grasschaar heeft lange (ca. 14-20 cm), smalle, driehoekige bladen die in
het vlak van of haaks op het vlak van de korte (ca. 15-20 cm) armen liggen.
Steeds moet één blad vrijwel stilstaan, het andere moet knippen. De
grasschaar met lange (ca. 70-80 cm) armen bedient men met twee handen en
heeft haakse bladen, waardoor men kan knippen zonder zich te bukken. Er
bestaat ook een model met een lange steel die bovenaan twee korte, haakse
armen heeft om dicht te knijpen; die kan men met één hand bedienen. Er
bevindt zich ook een wieltje achter of naast de snijbladen zodat men het
werktuig voort kan duwen. Er bestaat ook een model dat gelijkaardig is aan
de schapenschaar. [MOT]