Fixeerspuitje (v.)

identificatiecode
ID 1323
morfologie
beroep
beroep
beroep
beroep
beroep
holotype
MOT V 2021.0153 L=13cm B=8cm G=36gr. Opschrift: A. ROUVIÈRE DÉPOSÉ PARIS FRANCE
alias
fixatiefspuit (syn.)
alias
blaaspijp (borduurwerker) (syn.)
beschrijving

Het fixeerspuitje is een klein metalen (1) blaaspijpje waarmee men een (vloei)stof kan vernevelen op een werkstuk. Dat kan een doek of stuk stof zijn maar evengoed voedingswaren. Het bestaat uit twee dunne metalen pijpjes, die in een rechte hoek met een metalen steun verbonden zijn aan de uiteinden maar net niet aansluiten. Het werktuig is soms opvouwbaar.

Het uiteinde van het langere pijpje wordt in een potje gedopt met bv. een fixatief, een mineraal, inkt of kleurstof. Wanneer men blaast in het korte pijpje zoals in een rietje, zorgt de druk in het langere ervoor dat de stof krachtig uitvloeit aan de kruising van beide pijpjes en vernevelt.

Bij tekeningen in houtskool, pastel, krijt of potlood kan een specifiek fixatief ervoor zorgen dat de pigmentkorrels goed vasthouden en de tekening niet uitvlakt. De boekbinder kan een fixatief aanbrengen bij de nabehandeling van marmerpapier om dofheid weg te werken en een beschermende laag aan te brengen (2).

De pasteibakker hanteert het fixeerspuitje om kleurstoffen op bv. gebak te vernevelen. De vergulder kan er goud of zilverpoeder mee aanbrengen. [MOT]

(1) Voor borduurwerk bestaan er ook modellen vervaardigd uit glas en andere uit ganzenveren volgens M. CHARLES en L. PAGES, Les broderies et les dentelles, Paris, 1905: 25.

(2) J. KIEL en R. LOBLER, Het boekbindboek. Eenvoudige handleiding voor het oude handwerk, De Bilt, 1979: 99.

MOT V 2021.0153

(N.L.I.: s.v. fixateur)

(N.L.I.: s.v. vaporisateur)

(https://onderwijs.stadenesch.nl/statisch/ontdekkingsreizen_14_15/tekenen_stap2.html)