Ronde of vierkante ijzeren (1) stang (0,80-4 m lang; 1-5 cm dik) eindigend onderaan in een punt en bovenaan in een oog waardoor een stok gestoken wordt dat als handvat dient; bij kleine modellen is het werktuig helemaal van ijzer en T-vormig.
“Veelal zijn in de sondeerstaaf op onderlinge afstanden van ongeveer 30 cm, onder een hoek van 45° schuin naar beneden gerichte gaatjes geboord, met een wijdte van ongeveer 8 mm. Bij het uittrekken van de staaf worden deze gaatjes, vooral wanneer de grond nat is, gevuld met grond, zoodat met behulp van de sondeerstaaf dan tevens op afstanden van 30 cm eenvoudige grondmonsters kunnen worden verkregen.” (2)
Bij bouw- en dijkwerken wordt het werktuig in de grond gedrukt of geslagen om de bodemgesteldheid en de dikte van de lagen te bepalen. “Uit den weerstand, welke hierbij wordt ondervonden, kan een, zij het eenigszins oppervlakkig denkbeeld worden verkregen van het draagvermogen van den grond en van den aard en van de vastheid van de door het ijzer doorboorde grondlagen. Ook het geluid, dat bij het indrukken van de sondeerstaaf wordt gehoord, geeft een indruk omtrent den aard van de grondlagen. Zand en grind geven hierbij een schurend, knarsend geluid; de sondeerstaaf komt bij het uittrekken blank uit den grond. Klei en leem klemmen de staaf vast en bieden een gelijkmatigen weerstand aan het indrukken. Is de klei of de leem vochtig, dan is de sondeerstaaf bij het uittrekken eenigszins blauw of geelachtig gekleurd. Veen is zacht en sponsachtig en biedt een zeer geringen weerstand, terwijl de sondeerstaaf na het uittrekken een eenigszins kleverig oppervlak heeft." (3). Op recente modellen kan de weerstand gelezen worden op een schijf met wijzer.
Om na te gaan of stenen, muren of buizen onder de oppervlakte aanwezig zijn, wordt een kort sondeerijzer gebruikt. Ook om zich ervan te vergewissen dat de grond diep genoeg omgewoeld werd voor beplantingen.
Bij het zoeken naar onder de sneeuw bedolven mensen worden eveneens sondeerijzers gebruikt, soms lawinesondes genoemd, maar ze zijn meestal van aluminium of kunststof (11 mm dik), zo'n twee à drie meter lang, gegradueerd (om de 5 of 10 cm) en vouwbaar. De punt ervan is breder dan de schacht om makkelijker door de sneeuw te glijden. [MOT]
(1) Volgens WIND: 11 "vervangt een eiken visiteerlat soms het -ijzer".
(2) SCHARROO 1946: 31.
(3) SCHARROO 1946: 31.