Onder meer de schrijnwerker, timmerman, bankwerker, machinebouwer en elektricien gebruiken de afschrijfpunt om door een lijn of een teken aan te duiden waar een stuk gezaagd, geboord, uitgehold enz. moet worden. Het is een stift met verstaalde punt (in een hoek van 30° geslepen), meestal in een ring eindigend, bijvoorbeeld van koper, of in een houten hecht gestoken. Er bestaan ook dubbele afschrijfpunten met aan de andere zijde twee punten zodat evenwijdige lijnen getrokken kunnen worden (1).
"Om de aftreklijn goed zichtbaar te maken, smeert men gegoten ijzeren en stalen werkstukken ter plaatse van aftekening in met een papje van rode aarde, of krijt en water. Blanke werkstukken kunnen we echter beter bevochtigen met een oplossing van kopersulfaat. Dit geeft op het blanke metaal een bruinachtige neerslag, waarop we fijne lijnen zeer goed zichtbaar kunnen trekken." (2)
Het werktuig wordt vaak vervangen door een nagel of een potlood, soms door een scherpe priem.
Zie ook balkenrits en veerpasser. [MOT]
(1) Bv. FELIBIEN: 137; ''Algemene scheepsbouw'': pl.86.24; AUBIN: s.v. roinette; JOUSSE 1751: 7; ROLAND LE VIRLOIS: pl. 42.22. Dat werktuig schijnt in onze streken in onbruik geraakt te zijn hoewel het in recente handboeken opnieuw te vinden is (bv. STEEL & PAYE: pl. 36; JORIS & ROUSSEAU: 23). Het is te vergelijken met het dragjärn (ERIXON 1937: fig. 8 en vooral ERIXON 1933).
(2) VAN DIJKE e.a.: 24.