Deze benaming duidt een aantal zagen aan om bomen te snoeien. De twee hoofdvormen zijn de zaag met stijf blad en de beugelzaag (zie glossarium).
De eerste kan in een recht of gebogen hecht of in een pistoolkolf steken. Haar blad is puntig en smal (ca. 4-6/20-40 cm), soms enigszins gebogen. Het kan vouwbaar zijn; het werktuig gelijkt dan sterk op de mijnwerkerszaag.
Een haakje op het uiteinde maakt het soms mogelijk een doorgezaagde tak naar zich toe te trekken. Het is een licht werktuig (150-250 gr.). Sommige snoeizagen die op een handzaag gelijken, hebben een tweesnijdend blad. De tanden hebben dan aan een verschillende vorm om groen en droog hout te kunnen zagen.
Wanneer het zaagblad gespannen is door een beugel, is deze laatste minder hoog aan het uiteinde om niet aan de takken te haperen. Het blad is smal (1-1,5 cm). De tanden zijn altijd tamelijk groot en worden breed gezet (zie glossarium) vermits groen hout gezaagd wordt. Ze werken doorgaans bij het trekken, ook eens bij het duwen of in beide richtingen.
De Japanse snoeizaag (1) heeft een haakvormig hecht en een puntig blad met rechte snede. Opmerkelijk aan de driehoekige tanden van de Japanese snoeizaag is dat ze niet geschrankt zijn en beurtelings aan twee kanten schuin geslepen zijn (2). Doordat het blad dun uitloopt naar de punt toe en door de speciaal geslepen tanden kan het zaagsel gemakkelijk uit de snede worden gewerkt. Deze zaag zaagt bij het trekken.
Zie ook stokzaag. [MOT]
(1) Kogata kataba noko.
(2) Nezumi-Ba zaagtanden dienen om dwars op de vezelrichting van hard hout te zagen waarbij de snede niet loodrecht t.o.v. het hout moet lopen. (ODATE: 52).