Rechthoekig handwerktuig (ca. 4 cm breed; ca. 25-50 cm lang), al dan niet met handvat, dat zowel rasp als vijl combineert; aan de ene zijde met een dubbele vijlhouw en aan de andere zijde met een rasphouw. De korte zijde(n) is/zijn meestal licht afgerond. De lange zijden zijn soms gegroefd als een vijl.
Bij de hoefrasp zonder handvat, ook wel dubbele hoefrasp genoemd (1), raspen of vijlen de twee helften in de tegenovergestelde richting. Soms is er maar één zijde bekapt waarvan de ene helft met een dubbele vijlhouw en de andere helft met een rasphouw.
Na het overtollige hoorn van de paardenhoef weg gehakt te hebben met het hoefhakmes en de hoefhamer, gebruikt de hoefsmid de hoefrasp om de rand van de paardenhoef die op het hoefijzer zal dragen, geheel vlak te raspen/vijlen; ook, om de buitenrand van de hoef te breken om inscheuren te voorkomen.
Het model zonder handvat gelijkt sterk op de schoenmakersrasp, die evenwel korter is. [MOT]
(1) Tech-term: 11.6.