Met de holpijptang kan men gaatjes in leer (1) maken. Op de ene kaak is een holpijpje (zie holpijp) bevestigd - d.i. een buisje met scherpe randen - en op de andere kaak bevindt zich een koperen steun om de snede niet te beschadigen. Wanneer men de tang dichtknijpt, drukt men een gat in het leer. De holpijp is doorgaans in de tang geschroefd. Men kan ze verwijderen om ze te slijpen of om ze te vervangen door een holpijp met een andere doorsnede. Bij sommige modellen is de binnenzijde van een van de armen voorzien voor andere pijpjes. Nog handiger is de revolverholpijptang. Op een van haar kaken draait een radje, waarop zes holpijpen van verschillende doorsnede bevestigd zijn. Vele holpijptangen gaan automatisch open dankzij een veer en er bestaan er met gelede armen.
De holpijptang is verwant met de knoopsgatentang, die echter lange smalle openingen in leer snijdt voor knoopsgaten.
Zie ook metaalponstang. [MOT]
(1) In de 19de eeuw werd het gebruik van de holpijptang ook wel aangeraden om de schapen te merken (door hun oren uit te knippen). Zie bv. F. DE GUAITA (= DAVID 1975a: 220).
Revolverholpijptang