De isolatiemantel van elektrische draden kan men met een draadstriptang knippen en aftrekken. De tang mag hierbij de kern echter niet raken en moet de mogelijkheid bieden het afgesneden stukje mantel te verwijderen. Er bestaan verscheidene oplossingen, die men tot drie groepen kan herleiden.
Een draadstriptang met asgerichte trek houdt men in het verlengde van de draad. Men vat de draad tussen de kaken, vervolgens knipt men de mantel door en trekt men de mantel los. De kaken zijn ingesneden zodat ze geen druk op de kern uitoefenen. Men heeft één of twee inkepingen voor draad van verschillende dikte of één grote V-vormige inkeping met stelschroef; naargelang de diameter van de draad stelt men de schroef bij.
Een draadstriptang met zijdelingse trek houdt men haaks op de draad. Men steekt de draad in één van de inkepingen tussen de armen, sluit deze en trekt de mantel van de draad. De armen tellen zo'n zestal ronde inkepingen met schuine wanden voor draden van verschillende dikte. Vaak heeft deze tang ook knipgaten om de draad volledig door te knippen.
Soms worden voorgaande groepen in één tang gecombineerd. Dan heeft de bek een V-vormige uitsparing zowel in het verlengde van als haaks op de tang. Een instelbaar en vervangbaar driehoekvormig mesje snijdt de isolatiemantel respectievelijk in de langs- of de dwarsrichting door. Bij het toeknijpen van de tang begrenst een stelschroef de beweging van de tang tot de ingestelde waarde.
Een zelftrekkende tang plaatst men in het verlengde of haaks op de draad. De armen kruisen elkaar niet en beide kaken vormen zelf een bek. De eerste knipt de mantel door; de tweede grijpt hem. Wanneer men de armen verder samendrukt, verwijdert men beide kaken van elkaar en trekt men het los stukje mantel van de kern.
De draadstriptang is soms gecombineerd met een combinatietang.
Zie ook draadstripklem, kabelschoentang en isolatiepijpsnijtang. [MOT]
MOT V 2001.0058