Meestal zelfgemaakt werktuig om de beer om te roeren alvorens deze met de stokemmer uit de beerput te scheppen.
De beerroerder kan bestaan uit een lange houten steel met aan het uiteinde een dwars geplaatste plank (ca. 40-100 cm bij 15-20 cm) (1), dikwijls versterkt met twee steunlatten of leren riemen. De lengte van de steel is afhankelijk van de diepte van de beerput.
Een ander model bestaat uit een gebogen metalen blad met een lange dille haaks op het blad. Twee steunen verbinden het uiteinde van het blad met het uiteinde van de dille waarin een houten steel steekt (2).
Het houten model is te onderscheiden van de plonsstok van de visser waarmee men de vissen in netten en uit de modder jaagt. [MOT]
(1) VAN LEUVEN: 40.
(2) Uitzonderlijk is de beerroerder helemaal van metaal (DEVLIEGHER: 45).