Hefboom om, naargelang zijn lengte, draad van een afrastering te spannen, bomen omver of stronken uit te trekken, ook om een aan de grond gelopen binnenvaartuig opnieuw in de stroom te helpen (1).
Het werktuig bestaat uit een houten of metalen hefboom met op een zekere afstand van het uiteinde als steunpunt een ketting (ook een touw of een kabel) (a) die aan een vast punt vastgemaakt wordt bv. met een kikker. Tegenover die ketting, aan weerszijden en op gelijke afstand ervan zijn twee korte kettingen, kabels of touwen bevestigd die aan het uiteinde voorzien zijn van een haak (b + c). Deze kan in een schakel van een lange ketting (d) gepikt worden die aan de last, draad of boom vastgemaakt wordt. (2)
Wanneer men de trekduivel in de richting van de last beweegt, nadert één van de haken (b) de last terwijl de andere (c) zich ervan verwijdert. Nu kan men de haak (c) in een schakel van de lange ketting pikken en de hefboom in de tegenovergestelde richting trekken. Dan komt haak (c) dichter bij de last en kan haak (b) in een andere schakel gestoken worden, terwijl men haak (c) losmaakt, en zo verder.
De trekduivel om draad te spannen is zo'n 50-80 cm lang. Om een boom in de gewenste richting te doen vallen, is het werktuig zo'n 150-200 cm lang. Stronken worden met een trekduivel van 4-5 m door een of twee paarden getrokken. (3).
Zie ook spakentrekker, haagspanner, draadspanner, kettingspanner. [MOT]
(1) BEAUDOUIN: 20.
(2) Het lijkt wenselijk de term "trekduivel" uitsluitend te gebruiken voor een hefboom met drie kettingen, die in zeer verschillende afmetingen bestaat en waarvan twee kettingen alternatief trekken. Zie evenwel een model met vaste armen ipv kettingen in Larousse agricole s.v. clôture.
(3) Bv. CALLAGHAN & MILLINGTON: 318.
Trekduivel voor afrastering MOT V 2013.0109
(BERKHOUT: 66)