Vlecht (m.)

identificatiecode
ID 1036
morfologie
morfologie
beroep
holotype
MOT V 96.0302 L=42cm B=25cm G=1840gr
holotype

MOT V 2020.0004 (tandvlecht) L=29,5cm B=7,5cm G=2782gr

holotype
MOT V 2018.0062 (tandvlecht) L=30cm B=5,5cm G=2430gr
alias
bikhamer (syn.) (HASLINGHUIS: 494)
alias
polka (syn.) (HASLINGHUIS: 494)
alias
zwaaivlecht (syn.) (HASLINGHUIS: 529)
alias
brios (syn.) (HASLINGHUIS: 529)
alias
dubbelvlecht (syn.) (JANSE 1998: 29)
alias
vlakhamer (syn.)
alias
steenbijl (syn.) (JANSE 1998: 30)
alias
weerbijl (syn.) (JANSE 1998: 30)
beschrijving

De steenhouwer gebruikt een vlecht (1) hoofdzakelijk om bij zachte steensoorten het overtollig materiaal te verwijderen.

Hij wordt ook gebruikt om natuursteen vlak te maken, nadat het ruw bewerkt is met de zwaaispits of de puntbeitel, alsook bij de afwerking om de steen een geribbeld uiterlijk te geven (zie ook ceseel).

De vlecht bestaat uit een ijzer met één, meestal twee bijlvormige uiteinden met vlakke snede die in hetzelfde vlak liggen als de steel (ca. 40-60 cm). Laatstgenoemde wordt met beide handen gevat. In doorsnede heeft de snede een hoek tussen 10° - om zachte steensoorten te beslaan - en 40°, voor harde steensoorten. 

De snede kan ook getand zijn, zowel puntig als stomp (bretté in het Frans). Men spreekt dan van een tandvlecht. Vlechten met twee haaks op elkaar staande sneden kunnen verward worden met de polka. [MOT]

(1) De naam is afkomstig van het Duitse abflachen, vlak maken.

MOT V 2020.0004

MOT V 2018.0062