De handkaarde is een handwerktuig uit de wolverwerking dat per twee wordt gebruikt. Ze is meestal van hout, uitzonderlijk volledig van metaal. Een rechthoekig plankje van 15-30 cm, soms bekleed met een lap textiel, is bezet met talrijke korte, geknikte metalen kamtanden (1). Het korte hecht staat dwars op het plankje. Beide zijn soms lichtjes gebogen om beter in de hand te liggen.
Natuurlijke vezels moeten gezuiverd worden vooraleer ze te kunnen spinnen, bv. bij vlas gebeurt dit met een zuiverhekel en spinhekel. Om ruwe (schapen)wol of katoen tot draden te kunnen spinnen, moet hij eerst gekaard worden om de vezels te ontwarren, zuiveren en richten. De plukken wol worden uiteen getrokken en over de kaarde verspreid door beide exemplaren in tegengestelde richting over elkaar te strijken. "Men strijkt met de tweede kaarde net zo lang over de eerste kaarde tot al de wol zich op de tweede heeft afgezet. Deze bewerking wordt vijf- of zesmaal herhaald tot de wol goed gekamd en gericht is" (2).
In professionele wolverwerking en voor kapok werd geleidelijk gebruik gemaakt van zitkaardes, werkmeubels met een groter kamvlak op een schommel die grotere hoeveelheden toelaten en ergonomischer werken. Kaardes werden nog tot ca. de jaren 1960 gebruikt om bv. de vulling van matrassen en kussens te kaarden. [MOT]
(1) Er bestaan exemplaren voor fijn lakentextiel waarvan de tanden afkomstig zijn van de uiteinden van de gelijknamige vrucht, een specifieke kaardebol, de Dipsacus Fullonum. DAVID, L'outillage manuel de la ferme: 18-19.
(2) MIDGLEY & LAWTHER: 245.
MOT V Dv 0687
MOT V Dv 0687
MOT V 2016.0273-0278
MOT V 2016.0271
MOT V 2019.0200 Zitkaarde van een rondtrekkende matrasklopper