Met behulp van de wijzertang klemt de uurwerkmaker de horlogewijzer vast. Dit is nodig wanneer hij het gat wil verbreden waarmee de wijzer op de staaf bevestigd is. Door beide kaken van de wijzertang zijn een negental gaten van verschillende doorsnede geboord. De uurwerkmaker plaatst de wijzer in de bek tegenover het gat van de gewenste grootte. Vervolgens kan hij met een ruimer door de gaten van de bek het gat van de wijzer vergroten zonder dat de wijzer kan verschuiven. [MOT]