Vòòr het dorsen snijdt de landbouwer met het schovenmes het touw of stro los dat de schoven samenbindt.
Het is een mes waarvan het lemmet doorgaans bestaat uit een stuk van een zeisblad. Het is dan ook vaak licht gebogen met een brede rug, en eindigt in een punt. De lengte van het lemmet varieert van 12 tot 20 cm en steekt door middel van een angel in een recht hecht (ca. 10-20 cm). Laatstgenoemde is al dan niet beslagen met een ring.
Zie ook het strodekkersmes en de strobaalsnijder. [MOT]