identificatiecode
beroep
holotype
Het buigijzer is een werktuig van de mandenmaker om tenen te buigen.
Het is een metalen (1) staafje van ca. 25-30 cm met een oog aan beide uiteinden (het een groter dan het ander) of met twee evenwijdige haaks staande staafjes van ca. 5 cm aan één uiteinde.
De teen wordt in het gat, het oog of de keep, of tussen de twee staafjes geplaatst en het werktuig tegen de teen gedrukt (2) (zie klopper (mandenmaker)). [MOT]
(1) Er bestaan ook houten modellen. Het bestaat uit een korte houten stang van ca. 30 cm met een gat in het uiteinde of een lange stok van 60-80 cm met een verdikking aan een uiteinde waarin een diepe keep gesneden is. De hoepelmaker gebruikt ook soms zulk een werktuig. DUHAMEL DU MONCEAU 1764: 1.234 en DARTHUY: 2.15 noemen het billard maar voor BRUNET 1925: 44 en RENARD 1921: 45 is de billard een soort raam om de hoepels te maken, dat in de grond gestoken wordt. DUHAMEL DU MONCEAU 1760: pl. 5 fig. 45 duidt met het woord ook een ander werktuig aan: espèce de maillet portant (sur le côté) une large rainure (longitudinale) dans laquelle on engage la tige (van een struikgewas om het te buigen). Het is dus een ander werktuig met gelijkaardige bestemming.
(2) Een gelijksoortig werktuig - de buighaak - wordt gebruikt om ijzeren staven te buigen.