Voor zijn veiligheid en, bij het artificieel klimmen, om hoger te geraken, slaat de eerste klimmer haken in de spleten van de rots; de laatste verwijdert ze. Het eerste werk kan met een lichte vuist. De haken uittrekken is evenwel soms moeilijk en verschillende hamers werden uitgedacht om dat te vergemakkelijken. Alle wegen ze zo'n 500-670 gr en bestaan ze doorgaans uit een vierkantige baan om de haken in te slaan, en uit een gebogen pen met inkeping, die in het oog van de haak gestoken kan worden. De steel wordt dan de machtarm van een hefboom van de eerste soort, zoals bij een klauwhamer. Soms is er ook een gat in het werkend deel, waar een karabijnhaak ingepikt kan worden. Door een ketting van drie karabijnhaken te vormen, waarvan de laatste in het oog van de haak gestoken wordt, kan die haak soms uitgeklopt worden. De pen of het min of meer puntig uiteinde van het werkend deel dient ook om klemwiggen in spleten te drijven. De houten steel werd vervangen door de metalen, die niet loskomt. Doorgaans is in het uiteinde van de steel een gat geboord voor een borgtouwtje dat aan de gordel bevestigd wordt.
Voor de speleologen bestaat een gelijkaardige klimhamer, weliswaar van kleinere afmetingen, met op het einde van de steel een pijpsleutel; het borgtouwtje is vervangen door een polslus. Deze hamer dient hoofdzakelijk om met een klopboor gaten te maken in de rots of om zelfborende bouten in te drijven voor de plaatjes waarin de karabijnhaken gepikt worden. Met de pijpsleutel worden de bouten vastgeschroefd voor de plaatjes.
Zie ook ijshamer. [MOT]