De beitel van een sponningschaaf (1) steekt onderaan en aan één zijde van het blok uit om een sponning uit te schaven. Het blok heeft een aanslag of een verstelbare geleider om de breedte van de sponning te bepalen, en een aanslag of een tweede geleider om haar diepte te bepalen. Vaak snijdt een voormes, d.i. een voor de beitel rechtstaand mes, de rand van de sponning af. Sommige sponningschaven hebben een handvat.
Bij de Japanse sponningschaaf (2), die niet noodzakelijk is voorzien van een geleider, zit de schaafbeitel schuin in het blok zodat de hoek tussen de twee snedes juist gelijk loopt met de zijde van het blok. Er bestaan verschillende varianten op de Japanse sponningschaaf die allen zowel een linkse als een rechtse snede hebben. Zo bijvoorbeeld het model dat een sponning schaaft waarbij de zijkant 45° bedraagt.
De sponningschaaf is te onderscheiden van de bredere bossingschaaf. [MOT]
(1) Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen een kleine sponningschaaf met aanslagen (glassponningschaaf) en een grote (voorloper-sponningschaaf)(RAUWERDA 1958: 1. 23); in dat laatste geval spreekt BOSMAN: 54 ook van een vlaksponningschaaf. Zijn de graaf -en de portierschaven (VAN DER KLOES & VAN HELDEN: 255) gewone sponningschaven?
(2) Kiwa kanna of corner-cutting plane (ODATE: 102).