Bij het oogsten van tenen, d.i. één en tweejarige essen- en wilgentwijgen, in snijgrienden (zie rijshaak) gebruikt men een griendhakmes (1) of een lattentrekker. Met een trekkende opwaartse beweging worden de tenen gesneden (2) van de stoel. Dit in tegenstelling tot de rijshaak waarmee de loten worden afgehakt. De lattentrekker wordt tevens gebruikt in de hakgrienden om de twijgen af te snijden die te dun zijn voor de rijshaak.
De lattentrekker bestaat uit een tamelijk dik (ca. 3 mm) sikkelvormig blad (lengte ca. 20-30 cm; breedte ca. 5 cm; gewicht ca. 350 gr) dat door middel van een angel met een steel van ca. 30 cm verbonden is; door steel en angel steekt een nagel. Sommige modellen gelijken op het hakmes (hout).
Een ander model lattentrekker, ook wel zware bandhaak genoemd, is in zijn geheel iets korter (ca. 40 cm) en heeft een minder zwaar blad dat bovendien smaller is (lengte ca. 12-15 cm; breedte ca. 4 cm; gewicht ca. 260gr). Dit model wordt voor de dunnere (éénjarige) twijgen aangewend.
Te onderscheiden van de stikhaak die veel lichter is.
Zie ook snoeimes waarmee heesters, jonge bomen en wijnstokken worden gesnoeid. [MOT]
(1) Enkel in Vlaanderen.
(2) Soms ook gehakt afhankelijk van de zwaarte van het te oogsten gewas.