Wiedhaak (griend) (m.)

identificatiecode
ID 1204
morfologie
beroep
holotype
MOT V 2005.0105 L=50cm B=22cm H=18cm G=438gr
holotype
MOT V 2005.0106 L=48cm B=30cm G=470gr
alias
wiedhak (syn.) (V.A.W.P.: s.v. wiedhak)
alias
wiedoord (syn.) (V.A.W.P.: s.v. wiedhak)
alias
wiedoort (syn.) (VINK: 16)
alias
wiehaak (syn.) (VERHAGEN: 112)
alias
wiedoort (syn.) (Catalogus 1851: 22)
beschrijving

Indien in de grienden, tussen de stoven van de hakgrienden (zie rijshaak), het onkruid, zoals distels, braamstruiken en lang opgeschoten gras, niet meer met de schoffel kan worden gewied, dan wordt het met de wiedhaak afgesneden (1). Het kan ook met de zeis worden gemaaid.

Het onderhoud gebeurt tweemaal per jaar in de zomermaanden, met uitzondering van het eerste en tweede levensjaar na het hakken of snijden van de loten, waarbij het meerdere keren nodig kan zijn.

De wiedhaak bestaat uit een sikkelvormig blad (grootste breedte is ca. 6 cm) waarvan het uiteinde om een korte steel (ca. 30-35 cm) is geplooid en daaraan wordt vastgespijkerd. Een haakje verbindt het blad en de binnenzijde van de steel en voorkomt het achteroverbuigen van dat blad. Er bestaan modellen voor linkshandigen en voor rechtshandigen.

Een minder courant model met angel bestaat ook. [MOT]

(1) In de snijgrienden gebeurt het wieden met een sikkel (HESSELING: 54).
VAN BREEN: 51 meldt "een gewone sikkel, waarmee men riet en sek snijdt, en gras van tussen de stoven in grienden".