Het in de lengte doorboren van boomstammen is een technisch hoogstandje in de houtbewerking, waarvoor grondige hout- en materiaalkennis vereist is. Uitgeholde stammen werden van oudsher gebruikt voor allerlei toepassingen. Het MOT heeft zo enkele houten waterleidingen in de collectie, net als een zeldzame houten beerpomp. Een belangrijke toepassing is de waterpomp. Die trof je eeuwenlang op heel wat boerenerven aan, nabij de woning maar evengoed op het dorpsplein of zelfs in de binnenstad. Dergelijke houten pompen waren essentieel in het dagelijkse leven, om drinkwater voor mens en dier te winnen, eten te bereiden, voor de vaat, voor de schoonmaak, maar ook voor allerlei beroepsactiviteiten. Houten waterpompen verschaften zeer fris en helder water, indien ze zorgvuldig vervaardigd en geplaatst waren.
Door de opkomst van loden pompen en leidingen in de achttiende eeuw en van gietijzeren pompen in de negentiende eeuw werden steeds minder houten exemplaren gemaakt. Na de algemene verspreiding van drinkwaterdistributie in de tweede helft van de twintigste eeuw, ging het gebruik van waterputten en -pompen snel achteruit en raakten ze massaal in verval. Velen zijn nu afgedekt of gesloopt. Samen met het bouwkundig erfgoed, is ook de kennis die verband houdt met het boren, plaatsen en gebruiken van houten waterpompen snel verloren gegaan. Met het delen van kennis over de pompboorder hopen we dit klein erfgoed met een grote historische, landschappelijke en technische waarde op te waarderen.
video: houten waterleiding in collectie MOT
video: olmen beerpomp in collectie MOT
In Vlaanderen is het ambacht pompboorder vooral gekend in het Westen van Vlaanderen. In diverse erfgoedcollecties zijn handwerktuigen en beeldmateriaal van pompboorders uit de regio bewaard. Het gereedschap werd er vaak generaties lang doorgegeven van vader op zoon. De concentratie van pompboorders in West-Vlaanderen en het Meetjesland is te verklaren door de bodemgesteldheid en de beperkte diepte van het grondwater, die het gebruik van de pomp, vervaardigd uit een boomstam van een viertal meter, mogelijk maakte. Men kon, zoals in Engeland voorkwam, een tweede stuk stam doen aansluiten om vanuit grotere diepte te pompen. In streken waar het grondwater dieper zit, werden echter eerder open waterputten met windas geïnstalleerd. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat men in bepaalde dorpen veel waterpompen produceerde om de rest van Vlaanderen te beleveren. Voor houten beerpompen kan dit mogelijk wel.
Het ambacht was eerder een bijberoep dan een hoofdactiviteit en werd vaak gecombineerd met dat van wagenmaker of timmerman, wegens de parallellen in gereedschap en werkmethode. Zo maakt een wagenmaker bij het uitboren van het naafgat eveneens gebruik van een reeks brede schulpboorijzers om een gat in het hout te ruimen. Ook de combinatie molenbouwer-pompboorder kwam in West-Vlaanderen voor, gezien de centrale staak in een staakmolen en andere molenonderdelen eveneens in de lengte werden uitgehold. Op heel wat scheepswerven kwam de combinatie met scheepsmast- en blokmakerij voor, onder meer in Friesland en Holland.
De praktijk van het pompboren en het gereedschap in Vlaanderen is enigszins vergelijkbaar aan regio's in Nederland, Noord-Frankrijk en Engeland, waar ook met loofhout zoals eik en olm werd gewerkt. Elders in Europa, met name in de Alpen en het middengebergte van Duitsland en Frankrijk werd er traditioneel met naaldhout gewerkt. Daarvoor gebruikt men kortere spiraalboren met een andere constructie. De spiraalvorm aan het uiteinde trekt de boor zelf in het hout.
Voor het zware boorwerk werden al vroeg gemechaniseerde oplossingen bedacht. Zo ging men de boorijzers aandrijven door een watermolen en recenter nog een motor aan de booropstelling koppelen. Sommige van deze installaties functioneren nog steeds, onder meer in Duitsland. Mechanisering gebeurde vooral bij werk op grote schaal, zoals waterleidingsnetten in naaldhout of olm.
De specifieke uitrusting van de pompboorder bestond hoofdzakelijk uit handwerktuigen om de boomstam te doorboren, de lange lepel- en schulpboorijzers met kruk en allerlei verlengstukken en verbredingen aan het boorijzer. Oorspronkelijk werden deze bijzondere boren door de lokale smid vervaardigd. Op grotere schaal werden de meeste exemplaren vermoedelijk in de grote productiecentra voor metalen werktuigen gesmeed, zoals Remscheid en Sheffield. Tot de booropstelling behoren ook schragen, een bok, gereedschap om de stam vast te zetten (woelhout) en meettuigen (smetlijn).
Er komen echter nog heel wat andere bewerkingen kijken bij de vervaardiging van een houten pomp. Daartoe hanteerde de pompboorder diverse reeksen handwerktuigen of hij riep de hulp in van een specifiek vakman. Denk maar aan het gereedschap om de stam om te hakken, te vervoeren en te beslaan. Als hij de onderdelen voor het binnenwerk zelf draaide, hanteerde de pompboorder een draaibank met bijhorend gereedschap. Voor het graven en bouwen van een nieuwe waterput werd de hulp ingeroepen van een putgraver of een metselaar.
De kennis over het doorboren van houten stammen was al in de Oudheid aanwezig en diverse toepassingen waren gemeengoed tot in het midden van de twintigste eeuw. Elders in de wereld is het gebruik van waterputten en houten pompen trouwens nog heel actueel.
Enerzijds waren allerlei houtbewerkers in staat om boomstammen in de lengterichting uit te hollen, die de verticale basis vormen in grote houten constructies. Denk maar aan scheepsmasten, zuilen, dampalen of de centrale staak en molenas in een staakmolen. Het uithollen van een balk helpt onder meer splijten en buigen te voorkomen.
Anderzijds zijn er vele toepassingen om vloeistoffen te transporteren of op te pompen.