Voor sommige vakwerkconstructies volstaan lichte wanden afgewerkt in riet of stro, bijvoorbeeld voor een bijenhal. Houten beplanking is heel wat steviger en duurzamer, maar natuurlijk veel kostbaarder. Bij de historische vakwerkbouw in Vlaanderen was leem ongetwijfeld het meest gebruikte materiaal.
Pure leem kon je als gedroogde blokken in de vakken aanbrengen en afstrijken. Maar meestal werden de vakken gevitst en geleemd, waarbij natte leem gemengd werd met stro en in de vorm van leemproppen ingewerkt in een houten lat- of vlechtwerk. Die proppen werden dan aan beide zijden gladgestreken met een raapspaan of een pleisterspaan, waarna de wand eventueel met een witborstel werd afgewerkt in kalei of witkalk. Die verticale vitsstokken of vitslatten met daartussen de horizontale vitsen vormen een draagstructuur waar de leem aan vasthangt. Vitsen kunnen ronde, buigzame, rechte twijgen zijn, maar vaak ook gekloven latjes meestal uit eik.
Het leemmengsel gebruikt voor lemen wanden is hetzelfde als dat voor het gewelf van bakovens. Een goed recept voor de juiste leemmengeling vind je hier. Het stro zorgt ervoor dat de leem bij het drogen en krimpen niet teveel barst. Toevoegingen als kalk en (paarden)urine zorgen voor een smeuïg mengsel en een verhoogde duurzaamheid.
Vakwerk kan ook opgevuld worden met baksteen, iets wat je vaak zag bij bouwheren met meer financiële middelen. Oud lemen vakwerk is echter niet voorzien op een navulling in baksteen, het zwaardere gewicht kan problemen geven. Omdat de techniek van vitsen en lemen steeds minder gekend is, gebeurt het bij restauraties soms toch.
Video: lemen van de vakwerkplaats
Plaatsen van vitslatten tijdens Leem-Doe
Afknippen van vitsen tijdens Leem-Doe
Vullen met leemproppen
Plaatsen van leemproppen rond latten
Buitenkant van vak gevuld met leemproppen
Binnenkant van gevuld vak
Afwerken van vlak met pleisterspaan
Klaar!