Schaar waarmee men makkelijk grasranden - bv. langs tegels, een boom of schutting - dus plekjes waar de grasmachine moeilijk bijkan, afknipt.
De grasschaar heeft lange (ca. 14-20 cm), smalle, driehoekige bladen die in het vlak van of haaks op het vlak van de korte (ca. 15-20 cm) armen liggen. Steeds moet één blad vrijwel stilstaan, het andere moet knippen. De grasschaar met lange (ca. 70-80 cm) armen bedient men met twee handen en heeft haakse bladen, waardoor men kan knippen zonder zich te bukken. Er bestaat ook een model met een lange steel die bovenaan twee korte, haakse armen heeft om dicht te knijpen; die kan men met één hand bedienen. Er bevindt zich ook een wieltje achter of naast de snijbladen zodat men het werktuig voort kan duwen.
Er bestaat ook een model dat gelijkaardig is aan de schapenschaar. [MOT]
MOT V 2024.0276